Als je de uitslagen van de laatste jaren vergelijkt met die van vroeger en ook onze manier van duiven houden merk je enorme verschillen. Waar is de tijd dat liefhebbers met twintig weduwnaars ‘grote’ waren en de meeste hoogstens enkele tientallen jongen hadden? Dat geldt tenminste voor Nederland en sommige samenspelen en sommige liefhebbers in België.
Sommige dus.
Zo speel ik sinds verleden jaar in compagnonschap in de provincie Antwerpen. Dit jaar werd begonnen met 10 duivinnen, een niet goed genoeg, de beste gekwetst en toen waren er nog 8.En… met die 8 was ik/waren we soms de grootste inkorver of het scheelde niet veel.
OOK ANDERS
Ook mijn manier van duiven houden is veranderd. Vroeger was ik bij het maniakale af en veel punkteler dan nu. Dat was toen gemakkelijker omdat we dus minder duiven hadden. 365 Dagen per jaar duiven verzorgen met een stiptheid tot op de minuut en op elk stofje jacht maken?
Zo wil ik geen duiven houden. Niet meer tenminste. Zo wilde mijn vrouw er 4 augustus enkele dagen van tussen. Ik deed de voerbakken barstensvol, zette op elk hok drie drinkbakken en was vertrokken.
Vroeger was zo iets ondenkbaar.
Bij een BBQ bij Jeroen Braad hadden we het over het gebonden zijn door je hobby. Daar zaten jongere, gedreven, goede en zeer ambitieuze liefhebbers bij. Ze waren midden in het seizoen met de kinderen op vakantie geweest. Gelijk hadden ze. Niemand wil toch dat de kinderen ooit zeggen ‘wij konden nooit van huis want pa had duiven?’
Duivensport veranderde, ik veranderde en ook de rol van het geld in de sport. Er is meer dan duiven in dit leven !
GEEN GELD
Vroeger kon je hier met spelen meer verdienen dan sommigen met werken. In Tilburg in de club alleen 4.000 gulden (bijna 2.000 euro) op een vlucht. Van meer recente tijden herinner ik me hoe van Herk uit Netersel, Hanegraaf uit Nuland en andere Zuiderkempenspelers op eendaagse fondvluchten voor jongen zo maar 15.000 euro wisten te vangen. Ik heb nog uitslagen van de 60-er jaren. Ook nationale. Wat stond er toen geld achter de duiven. ‘Platten’ waren er amper.
Moet je eens vergelijken met nu. En toch kregen we meer geld.
Kennelijk investeren we dat liever in voer (we zijn meer duiven gaan houden) en bijproducten die duiven kunnen missen.
WEL GELD
Nu wordt ook meer ‘gevangen’ voor duiven, vooral van oosterlingen. Enkele jaren geleden wilden die liefst fondduiven maar die lijken nu min of meer uit de gratie. Zo kreeg mijn zoon in Knesselare eens een toen 12-jarige duif in handen die ooit Nationaal Barcelona gewonnen had. Tot zijn verbijstering kreeg hij te horen dat daar 150.000 euro voor geboden was maar de duif zat er nog. Zoeken buitenlanders nu minder fondduiven dan weleer, hier heeft het fondspel in de loop der jaren aan betekenis gewonnen.
Moet je op de halve fond tientallen jaren hard spelen om naam te krijgen, voor de fond gelden andere normen. Een nationale overwinning uit met name Barcelona of Pau volstaat om ineens beroemd te worden.
De belangstelling van buitenlanders voor onze duiven had overigens wel tot gevolg dat sommigen andere criteria aanlegden bij de selectie. Brachten de kampioenen vroeger hun overtollige duiven naar de poelier, nu worden die door sommigen ondergebracht in volières voor de grote uitverkoop in het najaar.
JONGERE DUIVEN
Wat ook opvalt is dat je thans veel minder oudere duiven op de uitslagen vindt. Op de halve fond zijn duiven van drie jaar eerder uitzondering en zijn het veelal jaarlingen en tweejaarse die de dienst uit maken. Ik meen dat zulks twee oorzaken heeft.
- Door veelvuldig geknoei met medicijnen zijn duiven zwakker geworden en hebben die niet meer die natuurlijke kracht en weerstand van vroeger. - En dan zijn er de ontwikkelingen in het jonge duivenspel die duiven vroeger rijp en eerder rot maken.
Een van de grootste kampioenen ooit was Dr. Bricoux. Zoals vaak bij grote kampioenen werd ook hij ervan verdacht geheimen te hebben. Bricoux ontkende dit nooit.
Zijn geheim was, beweerde hij, niet spelen met jongen. Als jaarling werden ze op nest gespeeld tot 250 kilometer (weduwschap met jaarlingen vond hij duiven naar de Filistijnen helpen), als tweejarigen kregen ze enkele vluchten van zo’n 600 kilometer en de echte sport carrière van een duif begon op 3-jarige leeftijd. Maar die duurde wel 5 jaar want zijn duiven presteerden tot ze 8 jaar oud waren.
Zulke oude KWEKERS vind je nu amper, laat staan vliegers. Vond Bricoux weduwschap met jaarlingen dus uit den boze, nu zijn bij velen de jongen al weduwnaars.
DE TOL
Bricoux, en die was dokter, beweerde ook door zo te handelen gezondere duiven te hebben omdat die de aanvallen van microben gemakkelijker konden weerstaan als ze meer gerijpt waren.
Maar de tijden veranderden dus. Geen mens heeft nog het geduld dat hij had.
Een weg terug is er niet, maar als je ziet welke problemen we nu hebben met betrekking tot de gezondheid van duiven stelt zich de vraag of Bricoux zijn tijd misschien vooruit was. Verlangen we van duiven niet te veel op een te jonge leeftijd? Toegegeven, veel vluchten verlopen nu in een flitsend tempo, veel sneller dan vroeger, maar hand in hand kregen we duiven met een labiele en door medicijnen kunstmatige gezondheid. En nu we het toch over andere tijden hebben, liefhebbers stellen me vragen hoe (enkele) Nederlanders het presteren om onmogelijke uitslagen te maken op vluchten die er toe doen, terwijl de prestaties vooraf en later meestal matig zijn. Ik ken die mensen, maar hun presteren heeft meer met planning en voorbereiding te maken dan met medicijnen, laat staan doping.
DURAY EN BOSTIJN
Duray en Bostijn zijn nog van die boegbeelden. Beide waren voorstander van hokken met weinig lichtinval hartje zomer. Duray vond dat hokken zuidoost gericht moesten staan, dan kon je in de morgen de warmte opvangen, die vasthouden en werd het later op de dag donkerder.
Bostijn kon amper lezen of schrijven maar kon de natuur observeren als geen ander. ‘Je moet eens donkere hoekjes maken en dan kijken waar duiven graag zitten’ zei die. En die had met 15 Nationale overwinningen recht van spreken.
Dat had ook wijlen Klak die ruim een halve eeuw presteerde met nestduiven. Op het hok van de Reuselse vedette tegen wil en dank zag je nooit meer dan de helft van het aantal duiven dat hij had. De rest zat op nest verscholen achter planken. Nu weet U waarom ik meen dat de hokken vooral voor jongen bij velen te licht zijn.
Overvloedig licht is slecht voor de ogen van mens en dier. Maar mensen kunnen praten, gordijnen sluiten en een zonnebril opzetten.
© Ad Schaerlaeckens
|