Voordat ik een aantal onderzoeken zal aantippen, wil ik een aantal opmerkingen maken om het zwart-wit-denken dat in de (duiven)geneeskunde wijd verbreid is helpen te nuanceren. In de ruim 25 jaar die ik als practicus rondloop binnen de dier- en duivengeneeskunde is het me vaak opgevallen dat menig liefhebber een probleem(pje) bij zijn duiven heeft en daarom “even een poedertje komt oppikken” bij de dierenarts. Vervolgens even het kuurtje geven en klaar is Kees. Tenminste zo wordt nog steeds vaak gedacht. De praktijk is echter vaak weerbarstiger. De uitslagen tijdens de wedvluchten liggen zo kort bijeen dat de minste of geringste afwijking bij de duiven vaak al leidt tot het “van de lijst af gaan”. Vaak is het even een kuurtje geven niet meer voldoende. Zeker niet als de kwaal die bestreden moet worden slechts een uitwas is van een ernstigere verborgen kwaal. Neem als voorbeeld een geelbesmetting. Deze kan simpel worden vastgesteld. Er wordt voor gekuurd, maar toch knappen de duiven niet voldoende op. Zeer wel mogelijk dat er dan een andere aandoening achter schuil gaat zoals het ornithose-complex. Soortgelijke gevallen kunnen zich voor doen bij verborgen paratyfus-besmettingen en staphylococcenbesmettingen.
Deze nieuwsbrief is daarom vooral bedoeld voor de liefhebbers die dit jaar of al meerdere jaren achtereen te kampen hebben met tegenvallende resultaten. Dit ondanks het feit dat ze goede duiven hebben en ook de verluchting (gecontroleerd) in orde bevonden is. In deze gevallen is het waarschijnlijk slim om het komende rustige seizoen van de rui en voor de kweek te gebruiken om orde op zaken te stellen.
Als het seizoen redelijk tot goed is verlopen kan aan het einde van het seizoen als voorbereiding op de rui volstaan worden met een goede geelkuur. Deze kan over het voer worden gegeven gedurende 6-8 dagen. Op deze manier zorgen we ervoor dat de duiven tijdens de rui van deze infectie geen last hebben. We adviseren als start voor de rui een kuur met een goede kruidenthee, gedurende een week om het lichaam te helpen ontgiften. Daarna kan dan afwisselend een ruivitamine gegeven worden en Bonichol, Sedochol of Biochol. Deze producten bevatten net als de ruivitamine zwavelhoudende aminozuren die nodig zijn voor een goede pluimvorming. Onze rode draad in de begeleiding is en blijft de Boni-SGR die tijdens de rui een tweetal keren per week verstrekt kan worden via het drinkwater. Tijdens de rui wordt ook veel gebruikt gemaakt van B.M.T. Een plaats zou ook ingeruimd moeten worden voor het gebruik van probiotica. Over het gebruik van een paratyfuskuur tijdens of na de rui kom ik later in deze nieuwsbrief terug. Uiteraard de duiven rijkelijk laten baden als dan niet gebruik makend van badzout of duivenzuur (2 ml per bad). En verder tijdens de rui niet te zwaar voeren.
Maar wat te doen als de prestaties tegen zijn gevallen. Als de duiven steeds maar allerlei kwaaltjes hebben vertoond tijdens de vluchten. Als steeds maar medicinaal ingegrepen moest worden. In die gevallen kan het verstandig zijn om de duiven een grondig te laten onderzoek. Er zijn liefhebbers die vragen om een diepgaand onderzoek (Tiefe Untersuchung) tijdens de vluchten omdat de duiven totaal niet willen komen. Maar daarbij vragen ze vervolgens of ze gewoon kunnen blijven spelen. Nu kan dat laatste natuurlijk wel, maar van een gedegen aanpak met een duidelijk plan kan dan veelal weinig sprake zijn. De tijd ontbreekt immers. Dit laatste kan natuurlijk wel tijdens het ruiseizoen. In deze periode is het mogelijk de duiven goed te onderzoeken, omdat ze doorgaans geen medicatie krijgen (zoals tijden het vluchtseizoen doorgaans het geval is) die het aantonen van de veroorzakende infectiekiemen bemoeilijkt.
Wat is een goed plan van aanpak in deze periode?
Als de duiven gedurende een periode langer dan een maand geen medicatie hebben ontvangen kan de mestmonster van gedurende vijf dagen verzamelde mest gecontroleerd worden op de aanwezigheid van de Salmonella. Daarbij wordt dan natuurlijk ook gekeken naar de aanwezigheid van coccidiose en wormen. Daarnaast kunnen de duiven verder onderzocht worden. Bacteriologisch op aanwezige luchtwegbesmettingen, Chlamydiën, het geel enzovoort. Het aantonen van de Chlamydiën kan met behulp van een Stamp-kleuring. Of middels IFT in laboratoria. (De IFT is een vrij prijzig onderzoek). Klinisch onderzoek kan vervolgens verborgen luchtweginfecties aan het licht brengen. Middels het maken van uitstrijkjes van de cloaca en de krop kan met speciale kweekmedia een besmetting met Candida Albicans worden opgespoord. Zijn er problemen die al gedurende langere tijd spelen dan kan het zinvol zijn om duiven die men opruimt, omdat ze niet voldaan hebben aan te bieden voor sectie. Op deze manier is het mogelijk een aantal verborgen ziektes op het spoor te komen. Te denken valt daarbij natuurlijk ook weer aan paratyfus , maar ook staphylococcen en andere infecties. Indien noodzakelijk kan (in overleg met de liefhebber) de hulp van gespecialiseerde laboratoria worden ingeroepen om eventuele virale infecties uit te sluiten dan wel aan te tonen. (Herpes-, Paramyxo-, Circovirus).
Naar aanleiding van de bevindingen zowel bij het klinische als bij het bacteriologisch- , mycologisch- en/of virale onderzoek, al dan niet na het verrichten van secties kan een individueel plan van aanpak worden opgesteld om er voor te zorgen dat de problemen ook daadwerkelijk opgelost kunnen worden. Hierbij dient volgens ons een start gemaakt te worden met het verhogen van de natuurlijke weerstand bij de duiven naast het geven van eventuele gerichte medicatie.
Een extra opmerking wil ik plaatsen bij het blind kuren tegen paratyfus in het najaar. Deze kuur wordt door zeer veel liefhebbers uitgevoerd. Er zijn een groot aantal middelen dat hierbij wordt gebruikt. Trimsulfa, para-stop, Para-S- vloeibaar, Bony-Jodi enz. Men dient hierbij steeds in gedachten te houden dat het kuren tegen paratyfus slechts een werkingsduur heeft van ca. één maand. Uitscheiding van de salmonellabacterie door dragers van deze microbe wordt dus slechts kortstondig onderdrukt. Hierover blijft een groot misverstand bestaan. Met grote regelmaat hoor ik liefhebbers zich zelf hardop afvragen als we paratyfus bij hun duiven vaststellen hoe dat mogelijk is. Men heeft immers in het najaar gekuurd. Heeft men een probleem met paratyfus (uitscheiders) dan dient men te gaan vaccineren om het probleem op termijn opgelost te krijgen. Dat vaccineren dient dan wel goed te gebeuren volgens schema.
In geval van langer bestaande problemen, is het grondige onderzoek in het najaar de basis om te kunnen komen tot een bevredigende start in het volgende seizoen.
Om te stimuleren dat er meer onderzoek wordt verricht naar de aanwezigheid van salmonella bieden we de liefhebbers tussen 1 september en 1 december de mogelijkheid om mestmonsters in te sturen voor onderzoek tegen sterk gereduceerd tarief. Per mestmonster brengen we 7,50€ in rekening. Bij dit onderzoek wordt daarbij niet alleen gekeken naar de aanwezigheid van coccidiose en wormen. Er wordt ook middels een mestkweek gekeken naar de aanwezigheid van paratyfus. In de bijlage kunt U een inzendformulier voor dit onderzoek aantreffen.
Met vriendelijke groet,
Peter Boskamp, dierenarts www.pigeonvetcenter.com
|