Ah da is simpel. Die welke het vaakst het meest vooraan vlogen hou ik bij, de rest hoepelt maar op. Volgend jaar andere en misschien betere. 't Is natuurlijk nie zo simpel gedaan als gezegd. Er zou ook niet zoveel over geschreven worden als 't allemaal zo voor de handliggend was. De goei komen van de goei, we houden alleen de goei en dus kweken we op termijn alleen maar goeie en betere. 't Woord is wel op zijn plaats net na het seizoen en voor of tijdens de rui. Na die rui zien ze er immers weer zo prachtig uit mijnheer.. Of ze er beter van geworden zullen zijn is maar zeer de vraag. Selecteren doe je trouwens eigelijk best het gehele jaar rond. De ketting is namelijk net zo sterk als de zwakste schakel zeg ik altijd maar. Hoe meer van die zwakke schakeltjes je der uit kan gooien des te sterker je ketting wordt en daar worden we als liefhebber toch alleen maar beter van.
We moeten ergens starten
Een allereerste basisvereiste voor zowel vlieg als kweekduiven is een natuurlijke vitaliteit. Die zorgt er namelijk voor dat duiven minder snel ziek worden, beter in vorm komen en die bijvoorbeeld vervolgens ook langer aan kunnen houden om maar iets te noemen. Die natuurlijke vitaliteit, die hebben ze of ze hebben die niet, en hebben ze die niet, kan je daar niets, maar dan ook helemaal niets aan verhelpen. Hebben ze die integendeel wel, kan je die makkelijk en simpelweg om zeep helpen door het onoordeelkundig (lees eigelijk vooral overmatig) gebruik van medicatie. Ga je aan de kuur voor één of twee vogels tussen pakweg 20??
Als je vervolgens een goed seizoen doormaakte vereenvoudigt dat de zaken enigszins. Alle duiven zitten op een idem hok, krijgen hetzelfde voer en de liefhebber is ook voor allen dezelfde. Onder identieke omstandigheden dus dezelfde kansen en toch zijn er merkelijke verschillen op het uitslagenblad. Voor weduwnaars kan je het misschien grosso modo nog zo gaan stellen. Voor jonge duiven, onze toekomstige weduwnaars, ligt dat allicht wat anders. Er zijn vroegrijpe beestjes en er zijn er die er wat langer over doen. We mogen het ook met een gerust hart zo stellen dat we de zekerheid hebben dat dik 80 percent van die jonge vogels totaal waardeloos zijn voor de vluchten. Als je honderd jongen kweekt en je kan er na drie seizoenen nog vijf van overhouden heb je een superkweek gehad in dat bewuste jaar.
Vakmanschap
Er zijn liefhebbers die uit een middelmatige vogel het beste kunnen halen waardoor die het toch omzeggens vrij goed doet. Er zijn eveneens liefhebbers die een topbeest tot een gewone meeloper weten te degraderen. Ieder heeft zo wel zijn eigen verhaal, doch er is steeds min of meer een "houvast" om de ene duif naar te poelier te verwijzen en de andere door te houden. Deden je duiven het om de ene of andere reden gewoon bar slecht of kwamen ze er helemaal niet aan te pas is 't een totaal ander paar mouwen ze te "ziften". Er buiten gelaten dat je dan vast en zeker best eerst de oorzaak opspoort maar vooral tracht het euvel te verhelpen kan je afhankelijk van wat er voor de pinnen komt als mogelijke oorzaak ofwel het gehele handeltje opruimen of er toch enkele doorhouden. We zoeken dan naar die duiven waarvan we denken dat ze de benodigde eigenschappen bezitten om toch ietwat kans op succes te hebben. Kweek je in lijn of familie kan de afstamming ook een (mede) bepalende factor zijn..
Het doel
Duiven selecteren hangt ook af van de manier waarop en wat je met duiven wil gaan vliegen. Onafhankelijk van welke afstand je wil spelen moeten de duiven over de fysieke kwaliteiten daarvoor beschikken. Alle andere moeite is gewoon verloren moeite. Je hebt heel regelmatige duiven maar voor wie kopprijzen vliegen er net niet bij is. Je hebt duiven die vrij makkelijk kop vliegen maar al evenveel of meerdere keren hun kat sturen. Als je dan een geldspeler bent is dat verre van handig natuurlijk. De duiven die telkens kop vliegen en bovendien niet missen zijn witte merels. Tegen de wetten van de natuur is weinig, om niet te zeggen niets, in te brengen. Die zoekt wat vererving betreft nu eenmaal naar gemiddeldes en dat maakt dat echte toppers maar bij mondjesmaat ter wereld komen. Diegenen onder het gemiddelde, zowel wat vlucht als kweek betreft zetten we aan kant. Het is de bedoeling de dingen te proberen sturen naar "boven" het gemiddelde dus in feite zijn we met de "gemiddeldes" ook niet zo veel. Die heeft iedereen wel op het hok en daar de duivensport een competitiesport is komt het er op aan niet in het peleton te eindigen maar liefst er voor, of anders dan toch op zijn minst helemaal voorin dat peleton.
Kweek of vlieg.
Een vliegduif mag er voor mijn part uitzien zoals een kip. Maakt me allemaal niet zoveel uit. Zolang ze presteert is me alles best. Kweekduiven daarentegen worden zeer streng geselecteerd. Lange voorarmen en niet kort genoeg in de schouders maken geen kans op het kweekhok terecht te komen. Een uitzondering wordt al es gemaakt voor de inteeltjes maar dan nog mag het zeker niet extreem zijn. Te harde en of te korte spieren, daarvan probeerden we al wel es iets in de hoop dat te kunnen compenseren maar de ervaring leerde toch dat je acht van de tien van een koude kermis thuiskomt. De duif in kwestie zou dus al moeten uitblinken in andere belangrijke eigenschappen. Feit is, de perfecte duif bestaat niet en bovendien kunnen twee toppers het grootste kneusje wat je ooit kweekte op de wereld zetten. Dominant verevende fouten vermijden we en voor de rest is het belangrijk dat de duif uit een goede familie komt. Dat er broers en zussen zijn die ook goed vliegen en/of kweken en als 't dus effe kan, goede verervers zijn. Vooral het resultaat van de twee ouderdieren spreekt me aan. Wat ze op de wereld zetten is veel belangrijker dan hoe ze er zelf uitzien. Om dat te weten te komen moet je het eerst proberen natuurlijk en daarom hou ik er van vaak over te koppelen. Je haalt er makkelijk de betere verervers uit, je krijgt tevens een beter zicht op de kruisingsgeschiktheid en door het feit dat we voorstander zijn van inteelt komen we nog makkelijk aan de weet in welke mate ze dat verdragen. De grens daarvan, samen met de kruisingsgeschiktheid en het goed vererven zijn dingen die stuk voor stuk van belang om er voor te zorgen dat je geen stam opbouwt op losse fundamenten.
Wat houden wij nu bij?
Jongen die gepaard waren, op weduwschap vlogen of een nestje hadden en het niet super goed deden mogen de baan ruimen. Die worden zelden beter met ouder worden. Duivekes die niet gepaard waren en het behoorlijk deden krijgen wel nog een kans te tonen als jaarling wat ze in hun mars hebben. Ouden en jaarsen moeten een score halen van zeven op negen en daar moeten op zijn minst drie kopprijzen bij zijn of ze mogen ook verhuizen. Daar halen we wel die duiven uit die vrij kort in de familie zijn gekweekt en waarvan het fenotype blijk geeft van “korter” te zitten dan de afstamming op papier laat vermoeden. Het kan soms een nadeel zijn voor wat de vliegprestaties betreft, van relatief nauw in de familie te kweken. Je weet nooit van tevoren hoe het genenbestand samenvloeit en dat maakt dat er na verloop van tijd al es meer kweek dan vliegduiven kunnen geboren worden. Die doffers, zowel als de duivinnen houden we bij om respectievelijk aan de weduwnaars of vliegduivinnen te koppelen. Zomerjongen worden degelijk opgeleerd en wie dat en de selectie door de hand overleeft, goede broers en of zussen heeft krijgt een kans.
Steeds op zoek
Bijgehaalde kweekduiven hebben maximaal twee jaar de kans om te bewijzen tot wat ze in staat zijn. Die worden bij aanvang onveranderlijk gekoppeld aan ingeteelte duiven uit onze basis. Enkel en alleen wanneer de jongen minstens even goed zijn, maar liefst beter, worden ze verder ingebracht om op die manier te trachten de goede eigenschappen ervan, welke we op het oog hadden bij aanschaf ervan, te verbeteren bij onze eigen stam.
Goed, beter, best.
Selecteren is dus niet altijd makkelijk. Er zijn een paar dingen waar je rekening mee kan houden maar het komt er vooral op aan eerlijk met jezelf te zijn. Wat voor jou goed is, is dat misschien voor iemand ander helemaal niet. Ieder liefhebber heeft wel een "beste" onder de pannen. 't Is maar alleen de vraag hoe "best" die beste dan eigenlijk wel is. Zo hebben we bijvoorbeeld het plaatselijke vitessespel waar het aantal concurrerende liefhebbers en de aantallen duiven beduiden lager liggen dan op de Nationaals voor jongen duiven om effe van het ene uiterste naar het andere te lopen. Hoe verder je de duiven op pad stuurt, des te belangrijker de fysieke kwaliteiten meteen ook worden
Je gaat uit van een eigen perspectief, van de vluchten waarop je uit wil blinken om vervolgens na te gaan welke duiven daar het best voor geschikt zijn. Je houdt dus niet en Ben Johnson, Carl lewis of onze eigenste Kim Gevaert aan als je wil uitblinken op de marathon. Evenmin het omgekeerde als je het kortere werk op het oog hebt.. We ruimen er beter eentje teveel op dan te weinig. De kans dat je je beste duif het hoekje om hielp is bijzonder klein en je kweekt er zo meteen weer nieuwe en misschien wel betere.
Geluk ermee.
Eddy Noel www.vanhoeck-noel.be
|