Het is niet netjes dat ik het zeg maar het lezen van veel hokreportages is aan mij niet besteed. Kwestie van veelal hetzelfde te lezen of ‘moeten lezen’. Je kent dat wel.
'De hokken van de kampioen zijn droog zonder tocht, je moet goede hebben, soms een geelkuur geven, motivatie is belangrijk, in het begin van de week licht voeren’ en meer van dat.
En ik kan met niet voorstellen dat ik de enige ben die de mond open spert van pure verveling bij het lezen van veel hokreportages. De schrijver bedoelt het veelal goed maar kan moeilijk beter vanwege geen interessante gegevens voorhanden, zwijgzame kampioenen of kampioenen die wel praten maar niets zeggen. Heel soms echter hoor je een kampioen een uitspraak doen die je bijblijft.
Ik ga er wat noemen.
Velen komen uit de mond van overleden kampioenen maar zijn daarom niet minder waar.
CARLENS
Wijlen Jef Carlens uit Zepperen was van de generatie Van Wanroy en consorten en presteerde op de grote fond als weinig andere. Poetsen? Medicijnen? Vitamines? Keuren? Die dingen waren aan hem niet besteed! Het enige wat telde waren uitslagen. Over selecteren, of noem het keuren, zei hij eens:
'De beste selectie die er is? Mensen die duiven komen halen laten kiezen. Ze nemen bijna allemaal de grootste en jij houdt de beste over.' Het lijkt er inderdaad op dat hij gelijk had en zelfs zijn tijd vooruit was. Veel goede duiven van vandaag de dag zijn eerder klein van stuk en die brede ruggen met de staart omlaag, die grote koppen ook, lijken uit de tijd.
HOFKENS
Wijlen Hofkens uit Merksplas, 'Gustje de Krol' in de volksmond kreeg pas de faam die hij verdiende toen hij over zijn hoogtepunt heen was. Hij speelde destijds de concurrentie zodanig op een hoopje van Quievrain en Noyon dat hij noodgedwongen het vizier richtte op halve fond en 'kleine fond'. Pas toen viel hij op door de enorme bedragen die achter zijn zwaargepoulde duiven stonden. Na zijn dood zou 'een halve wereld' uitpakken met Hofkensras.
Lachwekkend eigenlijk want als er iemand een allegaartje had was hij het. Gust geloofde in kruisingen en haalde overal duiven. Ik heb nog twee verkopingen voor hem geregeld die beiden flopten omdat hij geen cent wilde betalen aan advertenties.
Op die veilingen echter hebben sommigen zich voor een habbekrats kampioen gekocht. Hofkens: 'Als in een nest twee jongen liggen waaruit je mag kiezen en het heeft er de schijn van dat het beide doffers zijn neem de kleinste, dat is meestal de beste.' Ongeveer het verhaal van Carlens dus.
JOS KLAK
Wat wijlen Jos zo typeerde was dat hij het nestspel trouw bleef, zoals de Janssens. En zolang Klak met duiven speelde was hij de te kloppen man. Klak: 'Superduiven? Daar wordt veel te gemakkelijk over gepraat. Ik heb er heel mijn leven maar een paar gekend. Wie er elk jaar een kweekt mag zich bij mij melden. Maar dan wel uitslagen meebrengen.'
Bovenstaande verklaart waarom hij dezelfde prijs vroeg voor al zijn jongen. 'Je weet toch niet waar ze uit komen' zei hij altijd en moest smakelijk lachen als hij las over duiven ‘die niets dan goud in de schotel werpen'.
HENK VAN BOXTEL
Henk van Boxtel uit Kaatsheuvel vierde zijn grootste triomfen samen met broer Michel met onvervalste Janssenduiven. De nazaten doen het nog in Kaatsheuvel, een sterk duivencentrum in Zuid Nederland. Henk en ik konden goed met elkaar overweg. Hij bestelde destijds een ronde jongen bij me omdat hij dacht dat ik betere had dan hij. Dat was een misvatting. Ik presteerde wel beter maar dat wil niet zeggen dat ik betere duiven had.
Duiven moeten vorm hebben maar ook de baas moet fit zijn en dat was Henk zijn laatste levensjaren niet. Henk: 'Als je duiven bij wilt halen ga naar een streek waar veel liefhebbers samen met weinig duiven spelen en die zwaar poulen. Daar zitten de beste. Waar weinig liefhebbers samen veel duiven spelen moet je niet zijn.’
JAN ZOONTJENS
Hoewel Jan van een oudere generatie was had ik ook met hem een speciale band. Hij was een fantastisch mens maar had een fout. Hij was te gul met duiven. Als men van hem goede had vond men dat normaal, waren het geen goede dan kreeg hij het op zijn bord.
Jan Zoontjens: 'Weduwnaars mogen geen treurende kluizenaars zijn maar vrolijke vrijgezellen. En bij veel duiven hoort het systeem van de man die de soort 'gevormd' heeft. Van mijn duiven durf ik zeggen dat die renderen als ze volgens mijn systeem worden gehouden'. Een deel van dat 'systeem' was dichte hokken.
Omdat hij enorm speelde maakte ik destijds mijn hokken ook dicht, zo zijn liefhebbers immers. Het werd geen succes maar… op mijn ‘dichte’ hokken zaten ook geen duiven van de kampioen uit Riel.
JAN GRONDELAARS
Grondelaars was een duivengoeroe als weinig andere. Jan: 'Als je goede halve fondduiven hebt en je wilt je versterken moet je vitesseduiven aanschaffen. Die hebben de voornaamste kwaliteit die een duif moet hebben: Het vermogen zich optimaal te oriënteren.' Grondelaers voegde de daad bij het woord en kocht zelf de 'Eenoog Hofkens' en ‘de Prins’ van van Reet.
Hij kocht de ‘Eenoog’ voordat men buiten Merksplas ooit van Hofkens gehoord had, het typeerde vakman Grondelaers. 'Eenoog' zou 51 eerste prijzen gewonnen hebben, schromelijk overdreven natuurlijk, maar het waren er wel veel.
Het kopen van 'de Prins' die erg veel eerste prijzen gewonnen had van Quievrain was ook een gouden zet. Nazaten van beide duiven wonnen voor Grondelaars eerste prijzen tot op nationaal vlak, dus ook op de fond.
DILEN
Dilen uit Ravels was ongeveer een halve eeuw amper te kloppen van Quievrain. Nu heeft Rik Vloemans daar het vaandel overgenomen. Dilen speelde amper een handvol duiven wat hem niet belette de eerste prijzen aaneen te rijgen en een 100 procent prijsscore was normaal.
Hij beweerde nog nooit een dierenarts in levende lijve gezien te hebben, zal wel lichtjes overdreven zijn, maar termen als trichomonen en coccidiose waren voor hem Latijn. En gezondere duiven als op de hokken van Dilen zag ik zelden.
Wijlen bakker Dilen: 'Ik heb een perfect middel om duiven van welke kwaal ook af te helpen en je hoeft ook geen angst te hebben dat die terugkeert. Iedereen zou dat moeten hebben, je gaat beter presteren en je hebt minder zorgen'. Als iemand dan verder vroeg zwaaide hij veelbetekenend met... een bijl!
BORGMANS
De Borgmannen uit Reusel hebben overvloedig bewezen dat je, om op de fond sterk te spelen, geen specifieke fondduiven nodig hebt. Zij deden en doen het met duiven van 'Ome Jos' (Janssenduiven van Klak hebt U al begrepen).
Herman Borgmans: ‘Vroeger zeurden ze in het dorp omdat ome Jos meespeelde. Nu zeurt men in omliggende plaatsen dat Reusel meespeelt want daar zou ‘de trek’ zijn.
Ook deze uitspraak tekenden we lang geleden op, nu is het tegen het naburige Bladel kwaad kersen eten. Is nu daar ‘de trek?’
Wordt vervolgd.
|