Op 26 februari 2008 is er van 17.00 uur tot 19.00 uur overleg op het Franse Ministerie van Landbouw en Visserij geweest over de problemen die postduivenhouders ondervinden bij maatregelen die de Franse overheid treft bij vogelgriep. De delegatie die het Franse ministerie bezocht stond onder leiding van Horst Menzel en in zijn gevolg waren vertegenwoordigers uit diverse Europese landen. Voor Nederland maakten Albert de Jong en Henk de Weerd deel uit van de delegatie.
Vooroverleg Op 20 februari 2008 heeft er in Brussel een vooroverleg plaatsgevonden tussen de Commissies Europa FCI en de Veterinaire Commissie FCI. Doel van dit overleg was de strategie voor het bezoek op 26 februari aan het Franse ministerie van Landbouw en Visserij af te stemmen. Veel West Europese landen hadden gehoor gegeven aan de uitnodiging om op deze tussentijdse vergadering te verschijnen. De bijeenkomst bij het Franse ministerie is tot stand gekomen door bemiddeling van de heer Jean-Pierre De Cool, Frans parlementslid en tevens duivenhouder.
In een gezamenlijk schrijven van de Veterinaire Commissie FCI en de Commissie Europa FCI werd hem verzocht te bemiddelen bij het Franse ministerie. Dit alles na voorbereidend lobbywerk van de WECvP. Ook de heer De Cool was persoonlijk op deze bijeenkomst aanwezig. Het is van belang dat Frankrijk een meer soepele houding gaat innemen waar het over postduiven gaat. Hoewel in januari van dit jaar een nieuw Frans decreet iets meer soepelheid laat zien zijn we er nog lang niet. Voor Duitsland gaat men bij uitbraken van vogelgriep meer regionaal de zaak bekijken zodat het waarschijnlijk is dat men soepeler wordt als ergens aan de grens met Polen een besmette vogel wordt gevonden, niet langer meer aan heel Duitsland een verbod tot lossing van postduiven in Frankrijk wordt gegeven. De Fransen spreken nu van regio’s en daarbij denkt men wel heel erg grootschalig. Het zijn namelijk geen afgebakende gebieden van bijvoorbeeld een straal van 3 of 10 kilometer, maar veel groter. Men denkt daarbij bijvoorbeeld aan samenhangende ecologische gebieden, waardoor in zeer grote regio’s maatregelen van kracht zullen worden. Voor het buitenland denkt men al evenzeer grootschalig. Zo ziet men Nederland als een regio en dat wil zeggen als er in Nederland een besmette vogel wordt gevonden, er geen lossingen van Nederlandse duiven in Frankrijk kunnen plaatsvinden. Dit lot treft ook andere vergelijkbare landen als België en Luxemburg als daar een besmette vogel wordt gevonden. Maar zelfs in het Verenigd Koninkrijk wenst men thans nog geen verschil te maken. Wordt er in Schotland een besmette vogel gevonden dan wordt het gehele Verenigd Koninkrijk verboden duiven te lossen in Frankrijk. Het uiteindelijke gesprek Het gesprek op 26 februari kan achteraf als positief worden gekenmerkt. Er was een grote mate van luisterbereidheid en men heeft goede nota genomen van de ingebrachte informatie en argumenten. Binnen de Veterinaire Commissie van de FCI, waar deskundigen uit diverse landen in zitten, ook Franse deskundigen, is volledige overeenstemming dat postduiven op geen enkele wijze bijdragen aan verspreiding van vogelgriep. Ook deze eenduidige opvatting is op het Franse ministerie onder de aandacht gebracht. Deze opvatting kon met een actueel schrijven van professor Osterhaus aan de FCI worden ondersteund. Men heeft in ieder geval toegezegd nog eens naar de problematiek van regio’s te kijken. Met andere woorden, de toezegging die aan Duitsland is gedaan krijgt mogelijk een meer algemeen karakter. De delegatie heeft het Franse ministerie ook duidelijk kunnen maken dat de duivensport goed georganiseerd is en dus ook in staat is bij uitbraken van vogelgriep passende maatregelen te treffen door bijvoorbeeld te voorkomen dat geen duiven uit zogenaamde besmette gebieden naar Frankrijk worden vervoerd.
Het gesprek is op het ministerie zo goed ontvangen dat men in Brussel, bij het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, gaat voorstellen om met een soortgelijke delegatie de problematiek van de postduiven nog eens te bespreken. De grootste winst van het gesprek is dat we bij het Franse ministerie van Landbouw en Visserij serieuze gesprekspartners hebben gevonden, want als we naar een optimale situatie voor onze postduiven willen bij uitbraken van vogelgriep, dan hebben we dit ministerie gewoon nodig. We moeten ons wel heel goed realiseren dat we deze situatie maar met hele kleine stapjes kunnen bereiken. Zo zal het opdelen van een land in regio’s bij uitbraken van vogelgriep door Frankrijk eerder plaatsvinden in grote landen zoals Spanje en het Verenigd Koninkrijk, dan in Nederland en België. Mogelijk wordt nu misschien ook dat bij een enkele besmette vogel zonder verdere uitbraken, directe maatregelen wellicht achterwege blijven. Een blijvend goede relatie met het Franse ministerie zal het mogelijk maken dat we aan deze verbeteringen kunnen blijven werken.
|