De meeste mensen hebben ergens aan hun lijf wel een of meerdere aanhangsels of uitsteeksels die minder of juist goed geslaagd zijn. Bij mij zit het probleem vooraan, tussen ogen en mond. In plaats van een bevallig neusje a la Tom Cruise kijk ik elke dag van mijn leven uit op een knots van een glimmende Brabantse joekel. Vroeger vond ik dat erg. Als knappe meisjes me voor de voeten liepen was het eerste wat ik deed mijn neus snuiten. Want zeg nu zelf: Als jongeman een danszaal binnenkomen waarbij al die meisjes eerst je neus zien en pas later de rest is allesbehalve tof. Maar geleidelijk ging ik die voorgevel van me met andere gevoelens bekijken en ik ontdekte dat die geen ramp is maar een zegen. Soms golft zelfs een gevoel van opwinding door mijn lijf als ik voor de spiegel sta. Dan glijden mijn vingertoppen teder langs die goede oude knots van me. Ik heb, leerde ik, al die jaren een ruwe diamant gedragen alleen, ik wist het niet. Het was destijds de biologieleraar die me de ogen opende. 'Van onze zintuigen gebruiken we ons reukorgaan het minst terwijl die enorme mogelijkheden heeft’ zei die. Hij had gelijk. Op menig etentje ben ik dankzij mijn neus nu eregast om de wijn te keuren. Zeg nu zelf heeft de man in het midden een orgaan of niet?
GAST Wijn proeven is een kunst. Ik proef niet alleen de druif maar ook de schil, de pitten, zelfs de grond en het weer van het betreffende jaar. Door mijn neus kan ik U verzekeren dat het credo 'witte wijn bij vis' en 'rode wijn bij vlees' even achterhaald is als Janssen voor vitesse en Aarden voor fond. Door mijn neus weet ik waarom een plankje met tien soorten kaas maar slechts èèn rode wijn niet minder dan een gastronomische ramp is. Als ik de wijn proef hangt er altijd een plechtige stilte. En zodra mijn neus, voor zo ver dat mogelijk is natuurlijk, in het glas is verdwenen sluit ik de ogen, zonder me af van mijn omgeving en er verschijnen diepe groeven in mijn voorhoofd. Als de smaak goed is voel ik die langs de buis van Eustachius en nog wat moeilijke woorden recht naar mijn neus kringelen. Ik leerde dat zelfs het glas belangrijk is om aan wijn een goede smaak te geven maar dat zou hier te ver voeren. NIET GEK Waarom dat geleuter over die neus van me? Dat komt door die kampioen. Die had ook een talentrijke neus. Hij beweerde te kunnen ruiken of er vorm op het hok was, een opmerking die door velen dijenkletsend werd ontvangen. Ten onrechte. Een beetje kenner kan, als hij op een hok komt, zelfs geblinddoekt zeggen of het klimaat er goed is. Als je HET hebt kan je vorm voelen en ruiken beweert Pros Roosen en gelijk heeft ie. Ik zal het sterker zeggen: 'Als je 5 jaar met duiven speelt en je bent nog geen kampioen dan word je het nooit omdat je HET niet hebt.' En jammer genoeg hebben velen HET niet, ze zien niet, voelen niet of ruiken niet. Iemand had duiven dood door geel. Mag natuurlijk nooit. Zo’n man heeft HET niet. Duiven sterven niet van de ene op de andere dag door geel. Die worden eerst slap, dan nog slapper, dan gaan ze dik zitten, dan nog dikker, ze worden ziek en nog zieker en dan pas gaan ze dood. Met jongen in het nest eenzelfde verhaal. Als die creperen ben je te laat. Je had eerder moeten zien of ruiken dat er iets mis was en in moeten grijpen. HOK Of het hokklimaat goed is of niet kan je dus voelen en ruiken. Het plotseling goed presteren van bepaalde liefhebbers en het minder presteren van anderen heeft vaak alles met veranderend weer te maken dat zorgt voor een beter of slechter hok klimaat. Zo zijn er lui die vooral bij warm weer en tegenwind presteren. 'Ze hebben een sterk soort' wordt beweerd. Ik geloof daar niets van. Ze hebben immers zelden duiven van een bepaald soort maar een allegaartje. Liefhebbers verbazen zich soms over de sterk verbeterde conditie als het hard is gaan waaien. Dat ze het zien is goed, het bewijst dat ze hun zintuigen gebruiken, maar het is niet genoeg. Volgende stap is in te grijpen. Kleine veranderingen op het hok hadden bij velen al grote gevolgen. DE KAMPIOEN EN NIET-KAMPIOEN Het verschil tussen de kampioen van altijd en de krabber van altijd is dus opmerkingsgave! Dat geldt ook voor het slagen of mislukken met duiven die werden aangeschaft. Velen kunnen geen uitslagen lezen en laten zich verblinden door publiciteit, ras en naam. De kampioen is anders, die weet wel waar hij moet zijn voor goede duiven omdat hij wel kan lezen. Sommigen merken pas aan de inmandtafel dat een duivin moet leggen, een duif te vet is, een jong een nat oog heeft en pas als er doden vallen stuiten ze op geel. Ze kuren als het te laat is of… niet nodig. Neem mensen die HET hebben al hun duiven af en gauw staan ze er weer. TOF? Voor het elektronisch constateren werd ik diverse keren verrast door duiven die me van een vlucht vòòr waren, maar… er was èèn geluk: Ik had de oortjes open, hoorde thuisblijvers te keer gaan, dat deed me naar het hok snellen en zo kon erger worden voorkomen. Soms vragen sportgenoten hoe ik het klaar speel onbekende groten te ontdekken toen ze nog wel onbekend waren maar niet groot. 'Hij heeft daar een fijne neus voor' zegt mijn vrouw dan. Nou ja 'fijn'. Ik zie hoe ze dan naar die joekel van me kijken. 'Is dat zo?' vragen ze soms. 'Mijn neus' zeg ik dan. Het is laat, ik neem nog een rode. Hmmm. 1987. Moezel. Linkeroever. © Ad Schaerlaeckens
|