Er zijn de afgelopen tijd zoveel vragen op mijn bureau terecht gekomen dat ik er wel een jaar lang nieuwsbrieven mee kan vullen. Ik zal daarom de komende tijd zoveel mogelijk trachten deze vragen hier te beantwoorden. Voor de antwoorden op de vragen over het geel en enkele andere aandoeningen die ik vrij recent uitgebreid aan de orde heb gesteld verwijs ik de vragenstellers naar de afgelopen nieuwsbrieven. “Zijn er ook natuurlijke middelen om het Adenovirus mee te bestrijden?” Natuurlijke middelen worden gevraagd als oplossing voor dit probleem. Dat is voor mij natuurlijk een open deur omdat ik sinds jaar en dag al zoek naar de wegen om het Adeno-coli probleem op een natuurlijke manier op te lossen. Iedereen verwacht natuurlijk dat ik hier ga roepen :De Bony-SGR. En ja, dit product is zeker een goede hulp bij het voorkomen en kan bijdragen bij het genezen van deze aandoening. Maar ook de Bony-Sambucca-plus kan hier een steentje bijdragen. De Sambucca is bekend om zijn antivirale werking. En zoals we weten is het Adenoprobleem veroorzaakt door een virus. Dus ook Bony-Sambucca plus werkt goed bij deze problemen. Verzurende producten die verder kunnen helpen zijn o.a. Molkosan van Dr. Vogel maar ook appelazijn. Ofschoon ik deze liever preventief geef als genezend. Verder kunnen het geven van colostrumeiwitten enkele malen per week helpen de darmflora gezond te houden. Wie geen verse of ingevroren biestmelk van koeien (= colostrum) kan krijgen kan gebruik maken van een product als het Bony-jongdierpoeder waarin o.a. schapencolostrum is verwerkt. Het is ter preventie van dit probleem belangrijk dat de darmflora optimaal gezond blijft. Dus dat vooral de E. Coli bacil weinig kans krijgt. Door Probiotica te verstrekken wordt de normale darmflora ondersteund waardoor de concurrentie voor de ziekmakende E. Coli-bacterie toeneemt. Dit draagt er op deze manier toe bij dat extreme vermeerdering door deze bacterie wordt afgeremd. Ondersteunend bij Adeno uitbreken zijn verder nog Elektrolyten maar ook Bonisol of Bony-Recuglut CT Als de duiven herstellend zijn kan wat extra vitamine gegeven worden om het lichaam en de afweer zoveel mogelijk te ondersteunen. Is de situatie zo erg dat er ingegrepen moet worden met medicijnen dan is mijn eerste keus Bony-Jodi of wel poeder 29. Dit middel heb ik speciaal voor deze kwaal ontwikkeld. Maar goed als U liever andere producten wilt gebruiken dan kunnen vermeld worden. De Amco, Vier in een en trimsulfa, of de SL-mix of de FC-mix. Kortom er zijn meerdere mogelijkheden. Wees er wel altijd zeker van dat de duiven vrij zijn van hexamitiasis. Ik had vorig jaar een liefhebber die de ene kuur na de andere gegeven had en niets leek te helpen. Ik adviseerde hem de duiven toch eens te laten zien. Wat bleek...het was geen Adeno. De duiven stikten van de Hexamitiasis. Een goede geelkuur en alles was opgelost. Dus... af en toe eens laten onderzoeken is ook een goed advies. “Waarom is het nog steeds verplicht om elk jaar de duiven te enten tegen paramyxo terwijl algemeen bekend is dat na twee maal enten de duiven deze ziekte niet meer kunnen krijgen?” Ik kan me de frustratie bij sommige liefhebbers wel voorstellen. Deze gaan er dan vanuit dat wat je niet ziet er ook niet is. Maar het is in werkelijkheid net als met röntgenstralen, deze zijn er wel en hebben wel degelijk hun werking ook al zien we ze niet. Zo zou je het ook bij het paramyxovirus kunnen omschrijven. Als de afweer bij de duiven onder een bepaald niveau komt doordat ze al lang niet meer gevaccineerd zijn kan toch dragerschap bij deze duiven ontstaan terwijl ze zelf helemaal niet ziek hoeven te worden. Deze duiven zijn dan wel een potentiële besmettingsbron voor met name jonge duiven. Het feit dat we weer steeds vaker jonge duiven zien met verschijnselen met paramyxo kan toch een teken dat er toch weer meer gezonde dragers onder de duivenpopulatie krijgen. Het kan tevens een aanwijzing zijn dat er minder nauwkeurig wordt gevaccineerd. Maar de laatste tijd worden ook weer meer oude duiven gezien met verschijnselen van paramyxo, die ook in laboratoria als zodanig worden bevestigd. Deze duiven bezwijken in korte tijd aan deze ziekte. Het is dan nog de vraag of het duiven betreft die juist te weinig zijn ingeënt. Als we met zijn allen de infectiedruk van dit virus voldoende willen blijven terugdringen is en blijft het verstandig de duiven ook als ze ouder zijn dan twee jaar in te enten. Twee vragen die in een antwoord te vatten zijn: “Waarom is de kans op besmetting bij duiven tegenwoordig zo groot, kan dat komen overmatig preventief kuren?” “Worden de duiven niet resistent voor de huidige medicijnen? Ik heb de indruk dat de medicijnen nauwelijks nog werken” De liefhebber die deze vragen stelde sneed een belangrijk onderwerp in de medische begeleiding in de duivensport aan. Hoewel natuurlijk niet de duiven resistent kunnen worden tegen medicijnen, maar de microben die in de duiven zitten, is de achtergrond achter de vraagstelling natuurlijk duidelijk. Om een grondig en goed antwoord op deze vragen te geven is het van belang dat we inzien dat de wereld om ons heen de afgelopen eeuw maar zeker de laatste 40 jaar dramatisch is veranderd. Het milieu is dramatisch vervuild. De industrie produceert tonnen en tonnen afvalstoffen en andere chemische verbindingen die ons milieu verontreinigen. Alle levende wezens staan op die manier van de “wieg tot het graf” onder invloed van dit vervuilende milieu. Daarnaast is de voedingswaarde van de voedingsstoffen die we voortbrengen dramatisch teruggelopen. Overal verschijnen artikelen die op dit feit wijzen, in kranten, maar zeker ook in wetenschappelijke publicaties. De gehaltes aan sporenelementen, mineralen en vitamines in de diverse voedingsstoffen lopen dramatisch terug. De industrie tracht dit te ondervangen door zelf extra vitamines toe te voegen aan het voedsel dat ze voortbrengt. De melk, vruchtensappen, toetjes met extra toegevoegde vitamines zijn in de schappen niet meer over het hoofd te zien. Zo is ook de voeding voor de duiven aan “inflatie” onderhevig. Nu zit er natuurlijk wel wat rek in. Niet alle duiven hebben van dit alles in de gelijke mate last. Maar er zijn natuurlijk ook duiven waarvan het gestel nu al begint te kraken. Deze duiven worden daardoor bevattelijker voor allerlei infecties. Voor infecties die vroeger weinig of geen kans kregen bij de duif, worden zo betere voorwaarden geschapen om aan te slaan. Dit soort infecties krijgen zo steeds meer een kans vaste voet aan de grond te krijgen in onze duiven. Het gevolg hiervan is dat de weerstand van de duiven steeds verder ondermijnd wordt. Deze zwakkere duiven die het eerste aangetast worden vormen zo als het ware een kweekvat waarin de diverse infectieveroorzakers zich aan de duiven kunnen aanpassen. En het heeft er alle schijn van dat dit proces meer en meer vorm begint te krijgen. Eind jaren tachtig begin jaren negentig hadden we het over “mospikken” bij de duiven en al snel over het “Adenocoli-complex”. Maar gaandeweg zien we dit laatste beeld veranderen en komen er andere symptomen bij zodat we de laatste jaren liever spreken van het “Jongdierziektesyndroom”. Er vallen allerlei ernstige en minder ernstige kwaaltjes onder die we bij jonge duiven kunnen aantreffen. Al lang niet meer alleen het braken en de diarree van midden jaren negentig van de vorige eeuw. We zien nu duiven die langzaam wegkwijnen, duiven met gele beslagen door besmettingen met herpes die vroeger alleen aanleiding gaven tot “het vliesje”. Kortom de aard van de symptomen wordt erger. Een rol in de verergering van deze klachten wordt toegeschreven aan het zo langzaamaan bekende Circovirus dat zich op jonge leeftijd in het afweerorgaan van de jonge duiven nestelt en daar dit hele afweersysteem ondermijnd met alle mogelijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van dien. Dieren met een slechte weerstand kunnen niet meer goed reageren op de medicijnen. Immers, veel medicijnen zijn alleen bedoeld om de agressor (bacterie, protozo etc) te verzwakken waarna de eigen afweer van de duif de rest moet doen. Maar als de afweer onvoldoende functioneert is dit een onmogelijke opdracht. We zien dan duiven die na korte tijd weer terugvallen in hun eerdere ziekte, al dan niet met dezelfde symptomen. En dan lijkt het alsof de medicijnen niet meer werken. Dan lijkt het alsof er resistentie ontstaan is tegen bepaalde medicijnen, terwijl het in werkelijkheid waarschijnlijk de weerstand is die tekort schiet. Het geven van sterkere medicijnen lijkt dan tijdelijk voor verbetering te kunnen zorgen. Maar ook deze aanpak leidt na kortere of langere tijd tot teleurstelling. En tot de verzuchting “dat het lijkt alsof de medicijnen te zwak zijn en niet meer werken…” De oorzaak van deze ellende moet dus niet in de eerste plaats gezocht worden in een overmatig kuren. De oorzaak moet gezocht worden daar waar hij werkelijk ligt, namelijk in een overbelasting van het lichaam met chemische stoffen en een uitputting van de voeding, verergerd door infecties die daardoor de gelegenheid hebben gekregen voet aan de grond te krijgen bij onze duiven. De oplossing is niet zo eenvoudig. Op de lange termijn moet getracht worden zoveel mogelijk de weerstand van de duiven te helpen verhogen. Maar ook door te zorgen voor voeding die voldoende ondersteuning biedt voor de topprestatie die de huidige sportduif neer moet zetten.
|