Op vrijdagochtend 13 juni wordt in de morgen omstreeks 7.30 uur ontdekt dat er duiven uit manden zijn verdwenen en wel uit de duivenwagen van Afdeling Midden-Nederland. De hoofdconvoyeur wordt gewaarschuwd en deze stelt na de situatie te hebben beoordeeld contact op met de voorzitter van de lossingscomissie. Deze laatste neemt op zijn beurt even voor 9.00 uur contact op met Bestuur NPO om hen op de hoogte te stellen.
Omstreeks 9.15 uur wordt er door de NPO contact gelegd met de hoofdconvoyeur. Op dat moment is de situatie nog niet helemaal duidelijk en is men aan de hand van de aanwezige mandenlijsten bezig om de situatie in beeld te krijgen. Er werd afgesproken na een half uur weer contact op te nemen om de dan complete informatie te verstrekken.
Een half uur later is er weer contact en dan is het duidelijk dat het over duiven gaat die afkomstig zijn uit drie Nationale Inkorfcentra. In totaal gaat het om 104 duiven. Van een restmand met 22 duivinnen is de identiteit van de duiven ter plekke niet vast te stellen. Op de label aan de mand blijkt wel uit welk Nationaal Inkorfcentrum de duivinnen afkomstig zijn. Vanuit St. Vincent zullen de mandenlijsten worden doorgefaxt naar de NPO en op de lijsten wordt aangegeven welke duiven ontbreken. Via de inkorfbescheiden wordt verder nagegaan of de identiteit van de 22 duivinnen te achterhalen is. Gelijktijdig met het verstrekken van deze informatie wordt het bestuur van Afdeling Midden-Nederland door de convoyeur op de hoogte gebracht van de gebeurtenissen op de losplaats.
Na deze informatie wordt in eerste instantie nagegaan of de identiteit van de 22 duivinnen kan worden vastgesteld. Dit blijkt het geval te zijn. In het betreffende inkorfcentrum zijn in totaal 22 duivinnen ingemand.
Nu duidelijk is hoeveel en welke duiven niet meer aanwezig zijn wordt, alvorens met dit bericht op teletekst te komen, besloten eerst de betrokken Nationale Inkorfcentra van de gebeurtenissen op de hoogte te brengen. Er wordt voor gekozen om eerst de voorzitter te benaderen. Wanneer deze niet te bereiken is, dan wordt contact gezocht met de secretaris. Is die ook niet te bereiken, dan met de centrumleider en mocht ook deze niet aanwezig zijn, dan met de penningmeester. Zijn al deze personen niet te bereiken, dan wordt een ander bestuurslid benaderd. Het aantal niet bereikbare mensen lag erg hoog, maar in een tijdsbestek van een half uur is toch met een bestuurslid van elk centrum gesproken.
In de gesprekken met de bestuursleden is aangegeven hoeveel duiven uit hun inkorfcentrum niet meer aanwezig was in St. Vincent. Tevens is verzocht de overige bestuursleden op de hoogte te brengen. Ook is aan allen verteld dat men in de loop van de dag een lijstje met ringummers van de betreffende duiven ontvangt.
Na deze belronde met de betrokken Nationale Inkorfcentra is rond 11.30 uur een bericht gemaakt dat is geplaatst op teletekst. In dit bericht is ook aangegeven dat aangifte is gedaan bij de politie in St. Vincent. De aangifte zou worden verzorgd door de Franse correspondent die op dat moment naar het politiebureau was. De correspondent is echter teruggekomen met de mededeling dat de dienstdoende agent niet beschikbaar was, omdat hij op dat moment bij een ander incident betrokken was. De hoofdconvoyeur heeft er toen zorg voor gedragen dat de correspondent een afschrift van de mandenlijsten kreeg, met daarop vermeld welke duiven uit de manden waren en het kentekennummer van de auto waaruit de duiven gestolen waren. De correspondent heeft toegezegd de aangifte verder te zullen verzorgen. We bewaken of dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Om 15.30 uur hebben de betrokken Nationale Inkorfcentra lijsten ontvangen van de duiven die niet meer aanwezig waren op de losplaats. Hiermee werden deze centra in staat gesteld de leden op de hoogte te brengen van wie de duiven verdwenen waren. Deze duiven zijn ook bekend bij de Nationale concoursorganisatie, voor het geval dat deze duiven als geconstateerde duiven worden gemeld. Het was immers niet uitgesloten dat deze duiven naar hun hok zouden terugkeren. Inmiddels is gebleken dat een behoorlijk aantal van de betreffende duiven inderdaad is teruggekeerd naar het thuishok.
In het weekend gingen er geruchten rond dat de duiven met mand en al zouden zijn verdwenen. Via berichtgeving op teletekst hebben we dat tegen kunnen spreken. Overigens houdt de geruchtenstroom aan. Zo zouden de convoyeurs niet in hun wagen slapen, maar in hotels. Ook dit bericht is onjuist.
De gebeurtenissen in St. Vincent zijn voor Bestuur NPO wel aanleiding om nogmaals met de Afdelingen te overleggen om tot een betere regelgeving rond vervoer en lossingen te komen. Daarbij is de opvatting dat de door Bestuur NPO aangewezen hoofdconvoyeurs daadwerkelijk verantwoordelijk moet kunnen zijn over de gehele gang van zaken op de losplaats, ongeacht of het nu gaat over wachtlopen in de nacht, het al dan niet verplaatsen van het konvooi en zo ja waarheen, enzovoort.
Met bovenstaand feitenrelaas hopen wij een duidelijk beeld te hebben geschetst van de gebeurtenissen en onze voornemens om de hoofdconvoyeurs daadwerkelijke bevoegdheden te geven om regelend op te treden op de losplaatsen.
|