De afgelopen maanden mei en juni hebben we een praktijkonderzoek uitgevoerd bij de duiven van de Limburgse liefhebbers. Daartoe hadden we via de verenigingen in Nederlands Limburg een uitnodiging aan de leden gestuurd om mee te doen aan een oriënterend praktijk onderzoek. De reden om dit onderzoek uit te voeren was om te zien welke infecties tijdens het vliegseizoen een belangrijke rol spelen. We hebben daar natuurlijk wel een beeld van gevormd de afgelopen jaren, maar we wilden, door middel van deze ruimere opzet, zien of er meer algemene conclusies aan verbonden konden worden.
Als geen ander realiseren we ons natuurlijk dat dit slechts een momentopname betreft. Verder is duidelijk dat allerlei duiven in het onderzoek betrokken zijn: weduwnaars, kwekers, weduwduivinnen, jaarlingen, vroege jongen en een paar late jongen. Het aantal kwekers in het onderzoek was evenwel beperkt.
Allereerst kan gesteld worden dat een behoorlijk aantal liefhebbers gehoor heeft gegeven aan onze oproep. Daardoor is het mogelijk geworden een redelijk beeld te krijgen van de voorkomende ziektes tijdens het speelseizoen. Daarbij moet wel de aantekening gemaakt worden dat liefhebbers die hun duiven nooit laten onderzoeken, dat nu ook niet hebben laten doen. Bij verenigingsonderzoek in het najaar blijkt vaak namelijk dat er aanzienlijk wat duiven bij zo’n vereniging besmet zijn met wormen en coccidiose. Dergelijke verenigingsonderzoeken doen we al sinds jaren in het najaar. Daarbij neemt een liefhebber de verantwoordelijkheid om de mest in te sturen van de leden die hier aan mee willen doen. Naast het microscopisch onderzoek wordt bij deze mestmonsters van vijf dagen ook controle uitgevoerd op de aanwezigheid van paratyfus tegen een gereduceerd tarief. Meestal zijn een of enkele serieuzere liefhebbers hier de gangmakers van. Ze hopen zo op termijn bevrijd te worden van de liefhebbers die zich er niets van aantrekken om duiven met wormen en andere infecties te korven.
Nu tijdens dit onderzoek bleek echter van sterke wormbesmettingen nauwelijks sprake. Er waren wel enkele mestmonsters met spoelwormen en haarwormen. Maar dit betrof slechts enkele procenten. Het betrof dan wel ernstige infecties. Vooral bij de kwekers en de weduwnaars. Niet bij de jongen.
Coccidiose zagen we ook niet zo veel. Het vóórkomen van deze aandoening was gelijkmatig verdeeld over de verschillende groepen duiven. Echt hele zware besmettingen kwamen ook maar sporadisch voor. Wel waren deze duiven dan vaker in een mindere conditie. Bij de lichte besmettingen van 1+ en 2+ was nauwelijks tot niets aan de conditie van de duiven te zien.
Gezien het feit dat bij verenigingsonderzoeken coccidiose en wormen veel meer en vaker voorkomen (weliswaar in een ander jaargetijde) vermoed ik dat de liefhebbers die de duiven de afgelopen maanden tijdens ons onderzoek hebben laten onderzoeken meer tot de categorie serieuze liefhebbers gerekend moeten worden. Ik denk dat we daarom moeten stellen dat we waarschijnlijk geen echt representatieve doorsnee van de duivenliefhebbers en hun duiven hebben gezien. Ik denk dat we een goede doorsnee van de meer serieuze liefhebbers hebben gezien.
Maakt dat dit onderzoek daarom waardeloos? Ik denk het niet. We kunnen dus stellen dat de serieuzere liefhebbers er nog beter op moeten letten dat hun duiven niet bij notoire nonchalante liefhebbers in de mand komen.
Trichomoniasis kwam ook voor bij de onderzochte duiven. Maar ook hier gold weer dat dit veelal niet in extreme mate was. Uitzonderingen daargelaten. Met name vroeg in het seizoen waren het vooral de duiven van de langere afstand die nog volop trichomoniasis hadden. Het zou voor de duivensport in zijn geheel wenselijk zijn dat de liefhebbers van de langere afstanden hun duiven al zouden bevrijden van deze trichobesmettingen voordat ze deze duiven met de programmaduiven meegeven om ze in te spelen. Immers voor deze liefhebbers is het niet leuk als ze op deze manier hun duiven onnodig besmet zien raken in de manden. Wat tevens opviel was dat met name de duiven die al een drinkwaterkuur hadden gehad met bijvoorbeeld ronidazole toch nog in meer of mindere mate deze parasiet bij zich droegen.
De afgelopen twee maanden was de meest voorkomende oorzaak van problemen bij duiven het luchtwegprobleem in de ruimste zin van het woord. Maagdarmklachten kwamen ook voor. Maar dan vooral bij de jonge duiven. We zagen liefhebbers die enkele weken redelijk gevlogen hadden maar die daarna sterk teruglopende resultaten kenden. Het merendeel van deze liefhebbers bleek standaard niets tegen de luchtwegproblemen te ondernemen. Van oudsher gaven deze liefhebbers vaak een middel voor de darmen van de duiven na de vlucht waarin ook een anti-trichomonademiddel aanwezig was. Er waren ook enkele liefhebbers die wel een middel tegen de problemen van de voorste luchtwegen gaven maar dit slechts een dag in de week of eens in de veertien dagen deden zonder dat er voor het seizoen een reinigingskuur gegeven was. Vaak waren deze liefhebbers dan verbaasd dat hun duiven toch luchtwegproblemen hadden. Hier was dus een bevestiging van iets dat ik al eerder schreef. Het geven van een preventieve dosering bij duiven die niet schoon aan de wedvluchten beginnen heeft totaal geen nut. Wil men de duiven na de wedvluchten ontsmetten dan dient met de duiven schoon aan deze vluchten te laten beginnen.
De liefhebbers die na enkele weken dus geconfronteerd worden met teruglopende prestaties moeten dan gaan kuren. Het risico bestaat dan dat de vormopbouw vertraagd wordt. Enerzijds omdat gekuurd moet worden met (sterkere) medicijnen en anderzijds omdat de duiven thuisgehouden moeten worden.
Wat daarbij op viel de afgelopen maanden was de sterke mate waarin slijm in de voorste luchtwegen bij duiven aanwezig was. Deze constatering ging doorgaans gepaard met de mededeling van de liefhebber dat de duiven slecht tot matig presteerden. Ik ben daarom ook van mening dat een goede luchtwegkuur voor duiven altijd gepaard dient te gaan met een verzachtend middel voor de slijmvliezen van de bovenste luchtwegen om zo deze te verzachten en de slijmvorming af te remmen. Een luchtwegkuur waarbij de slijm niet betreden wordt haalt vaak weinig tot niets uit.
De slijmvorming bij de duiven was dit jaar ook langer aantoonbaar bij de duiven dan in het voorgaande jaar. Een en ander wijt ik aan het natte voorjaar. Of in ieder geval aan de sterk wisselende weersomstandigheden dit voorjaar.
Omgekeerd waren de duiven die goed vlogen, vrij of nagenoeg vrij van het slijm. Slijm is dus een belangrijke factor bij duiven. Bij te veel slijm kan men de topvorm vergeten. Naarmate de afstanden groter worden neemt de hinder die de duiven ondervinden door het slijm toe.
Er zijn nog twee belangrijke zaken die de afgelopen periode naar voren kwamen tijdens de onderzoeken. Er waren een aantal liefhebbers die goed presteerden en dan van de ene op de andere week geheel of nagenoeg geheel van de lijst verdwenen. Dus niet de geleidelijke teruggang zoals boven genoemd en die te wijten was aan behandelbare luchtweginfecties, nee deze liefhebbers kampten met duiven die van het ene op het andere moment veel minder presteerden. Bij onderzoek was aan deze duiven doorgaans niet veel afwijkends vast te stellen. Alleen de conditie was terug gevallen en de kelen mogelijk wat te rood. Opvallend daarbij was dat deze duiven vaak weinig tot geen slijm in de kelen hadden. Gelet op het feit dat bij de jongen duiven ook weer veel Herpes voorkomt de laatste weken, waarbij in de bek vaak de typisch gele beslagen voorkomen, die vaak abusievelijk toegeschreven worden aan het geel, ligt het voor de hand dat deze duiven ook door dit virus getroffen zijn. Deze weduwnaars zijn dan gedurende 2-3 weken volledig uit vorm zo lijkt het wel. Ze trainen minder en soms valt dat zelfs wel mee. Maar als ze een topprestatie neer moeten zetten dan komen ze tekort. Deze duiven kunnen verloren gaan of komen sterk afgevlogen thuis. Dit in tegenstelling tot de duiven die een milde luchtweginfectie hebben met matige slijmvorming. Deze duiven komen helemaal niet afgevlogen thuis maar komen vaak als groep een kwartier of een half uur na de prijzen en vertonen nauwelijks symptomen van vermoeidheid. De herpesduiven daarentegen zijn juist zeer vermoeid en afgevlogen en doen er veel langer over om te recupereren. Als deze diagnose gesteld wordt zouden liefhebbers er verstandig aan doen deze duiven rust te gunnen. Want tegen een herpesinfectie bestaan geen medicijnen voor duiven. We moeten ze ondersteunen met vitamine en middelen die de weerstand van de duiven ondersteunen. Eventueel een kuur geven om de secundaire infecties die de kop op kunnen steken te voorkomen.
Als laatste wil ik nog even de aandacht vestigen op wat ik het jonge duivensyndroom wil noemen. Deze jongen zitten er slecht bij. Ze kunnen diarree hebben waarbij aan een Adenocoli-infectie gedacht wordt. Soms hebben ze geen diarree maar zitten ze er alleen wat bol bij en trainen ze niet. De kelen zijn in het begin vaak alleen wat rood. En dan na een twee weken kan er plotseling een jong zitten met in dit stuk eerder genoemde witte tot gele beslagen. Deze duiven kunnen benauwd zijn en sterven meestal binnen 24-48 uur aan deze ziekte. Zoals gezegd wordt ten onrechte dan vaak gedacht aan het geel. Maar het zijn dus verschijnselen van het herpesvirus. Waarschijnlijk is er bij dit zgn. Jongdiersyndroom sprake van (latente) besmettingen met het Circovirus waardoor andere infecties en virussen (Adeno-, Herpes- en /of Paramyxovirus) hun kans zien en toeslaan. Soms in een mengvorm waardoor niet duidelijk is welke ziekte nu precies de boventoon voert. Preventief medicinaal ingrijpen levert niet zoveel winst op. We moeten er echter ten alle tijden voor zorgen dat de weerstand van deze duiven zo hoog mogelijk blijft. Ik heb stellig het idee dat de Bony-SGR jongen die deze weerstandondersteunende drank al langere tijd krijgen minder last lijken te hebben van dit syndroom. Als er sprake is van een serieuze Herpesinfectie bij de vroege jongen dan doet men er verstandig aan deze uit te laten zieken en pas bij de nareizen in te spelen. Men loopt anders serieus het risico veel van deze jongen te verspelen.
Al met al kunnen we zeggen dat behoorlijk wat infecties onze (jonge) duiven kunnen lastig vallen. Met name deze jonge duiven kunnen daarbij het kind van de rekening worden zodra de jonge duivenvluchten beginnen. Zodra de stressfactor van het inmanden erbij komt samen met de toename van de infectiedruk kunnen de jongen symptomen gaan vertonen Het is dus zaak alert te blijven en er steeds voor te zorgen dat de weerstand van de jongen optimaal blijft. Door de Bony-SGR en de Bony-Sambucca te combineren in het drinkwater bij uitbraken samen met de Bony-Jodi over het voer lijkt het dat we de sterfte bij deze jongen die serieus met dit probleem worstelen redelijk kunnen inperken.
|