Misverstanden en misvattingen. Geen sport die zo veel kampioenen kent als duivensport.
Vitesse, halve fond, kleine fond, grote fond, jongen, algemeen kampioen, asduiven het kan niet op.
Daarbij komt dat de verschillen tussen Nederland en België gigantisch zijn. In veel Belgische samenspelen kan men per vlucht 4 punten winnen. Daarvoor moeten de 4 eerstgetekende prijs vliegen; ook al winnen die de laatste 4 prijzen, dan nog heb je de maximale score.
In de meeste Nederlandse samenspelen krijgt de 1e prijs 1.000 punten, de laatste een. Als daar de 4 eerstgetekende 4 staartprijsjes winnen heb je mogelijk niet meer dan 20 punten; wint slechts een ervan prijs, maar wel de eerste, dan krijgt die 1.000 punten.
Dus met exact hetzelfde resultaat scoor je maximaal in het ene samenspel en ben je gezien in het andere.
Ik heb het opgegeven buitenlanders uit te leggen hoe het kan dat 36.000 punten niet genoeg zijn om in een kleine club kampioen te worden terwijl men elders met 34 punten provinciaal kampioen kan worden.
VERSCHILLEND
Blijft overeind dat het veelal dezelfde zijn die elk jaar weer om de titels strijden. Het zijn mannen die duivensport in de vingers hebben. Die mogen stoppen, als ze herbeginnen ‘staan’ ze er binnen de kortste keren weer. Het zijn mannen die alles zien en niet de fouten maken die anderen maken.
Mannen ook die weten dat kleine dingen grote gevolgen kunnen hebben. Een Chinees spreekwoord zegt: Over een berg struikel je niet, wel over een steen!
Ik ga enkele van die fouten opsommen.
VREEMDE VRAAG.
Men vraagt me ooit op maandag hoeveel duiven ik in ga zetten in het weekend dat volgt. Ik begrijp dat niet. In alle sporten gaat het om klasse en conditie. Een voetballer zonder conditie wordt niet opgesteld, een wielrenner streeft er naar in conditie te zijn juist als het er toe doet en dat geldt voor alle sportmensen. Een sporter zonder conditie is kansloos ongeacht de klasse en in duivensport is het niet anders.
Nu iedereen duiven heeft die prijs kunnen winnen spelen weer en vooral conditie een steeds belangrijkere rol. Op maandag gissen hoe het met de zo noodzakelijke vorm vijf dagen later zal zijn?
Uitgesloten!
Hoeveel en welke duiven hij in gaat zetten weet de kampioen pas de dag van inkorven zelf. Daarom ook zijn, hoe raar het moge klinken, kampioenschappen de oorzaak van veel narigheid. Men maakt kans op zo’n kampioenschap, dus de mand in ook al twijfelt men aan de vorm.
Ik weet het, we hebben weinig goede, het zijn veelal dezelfde duiven die het moeten doen en die thuis houden is heel moeilijk, vooral als goed weer wordt voorspeld.
Maar soms moet je op de tanden bijten, hard zijn. Je kansen zijn toch nihil als de vorm er niet is. Je zal ze nog dieper ‘wegduwen’ of zelfs verliezen.
OOK FOUT
Fouten worden ook gemaakt als men duiven bij haalt. Vier duiven? 'Dan graag twee doffers en twee duivinnen' redeneren velen. De kampioenen doen anders.
Die zetten bijgehaalde duiven tegen het beste wat ze zelf in huis hebben; dat is de kortste weg om er achter te komen wat de nieuwe inbreng waard is. Verder maken velen foute inschattingen.
Zo gaf iemand me eens een duif in handen met een geel propje in de bek. ‘Geel’ zei hij en wilde gaan kuren. De keel was echter goed van kleur zonder slijmen of draadjes, het lijf was gespannen, dat kon geen geel zijn maar een inwendige pok. De man begreep dat niet; hij had immers tegen pokken geënt.
Ik hoor zo iets vaker. Wat men vergeet is dat zo’n enting geen zekerheid biedt! Op de bijsluiter staat niet voor niets dat je nadien moet controleren op een ent reactie. Maar wie doet dat?
Over pokken werd steeds verondersteld dat een eenmalige enting duiven voor de rest van hun leven zou vrijwaren maar dat schijnt niet zo. Wel zou een duif die eens pokken had voor altijd immuun zijn.
VREEMD
Wat pokkenentstof betreft zit ik trouwens met een vraag. Op de bijsluiter wordt er op gewezen dat je niet meer dan 50 duiven mag enten. Ik heb dat nooit gesnapt. Als 50 duiven zijn geënt is het flesje immers nog voor bijna eenderde vol en het spul dat over is wijkt in niets af van het gebruikte. Ik gooi zo’n restant niet weg, ga vrolijk door met enten en zo lukt het me met een 'flesje voor 50 duiven' de helft meer duiven te behandelen.
Tot heden kon niemand me de vraag beantwoorden waarom ik dat restant niet kan gebruiken.
EN WEER FOUT
Liefhebbers wordt (terecht) ingeprent dat ze op moeten passen met medicijnen. Het verklaart waarom sommigen fouten maken. Men moet inderdaad zo weinig mogelijk naar de medicijnpot grijpen maar als de noodzaak er is moet je het grondig doen. De helft van de voorgeschreven dosis gebruiken is vragen om problemen op langere termijn; je creëert zelf een ziektestam die later amper meer te bestrijden is.
Drie dagen kuren in plaats van vijf? Een half theelepeltje in plaats van een heel? Helemaal verkeerd dus.
Verder weet een kind dat warm water beter oplost, dus wat doen sommigen? Als ze vitamines of medicijnen geven wordt dat in halfwarm water ‘aangelengd’. Sneller oplossen is inderdaad het gevolg maar ook... sneller afbreken!
Om die reden mag een drinkbak met vitamines of medicijnen nooit in de zon of op een verwarmingsplaat staan.
SCHEMA'S
Of het niet 'veiliger' is om op medisch gebied te werken volgens een bepaald schema wordt me wel eens gevraagd. De achterliggende gedachte is te besparen op de dierenarts. Nee dat is niet veiliger maar totaal verkeerd.
Om de zoveel tijd kuren tegen wormen, coccidiose enzovoorts is volstrekt zinloos. Misschien moet het eerder, misschien helemaal niet. Zitten duiven glad, trainen ze uitbundig en presteren ze?
Blijf er af!
De jaren waarin je het minst naar de medicijnpot moet grijpen zijn je beste.
KORT EN LANG
Duiven met korte vleugels zijn beter bij wind tegen en die met lange vleugels meer geschikt voor wind 'mee' hoor je wel eens. Vroeger geloofde ik dat ook. Nu, veel eerste prijzen later, niet meer. Ik denk dat men te veel refereert naar fietsen. Bij tegenwind draai je een klein verzet, bij wind mee 'groot' waardoor je minder hoeft te trappen om snelheid te maken. De versnelling op een fiets is echter iets anders dan de vleugel van een duif. Geef mij maar een duif met een lange vleugel, ook voor vluchten met tegenwind.
|