Het werk van dierenbeulen... Ruim vijftien jaar heb ik samen met mijn vader de duivensport beoefend. Onze voorkeur gaat uit naar de verre afstanden. Sinds twee jaar heb ik het ouderlijk nest verlaten en sta ik op eigen benen in de duivensport. Als 28-jarige kerel behoor ik tot de piepjonge generatie van duivenmelkers. Dit jaar heb ik dan ook voor het eerst kunnen deelnemen op een paar fondvluchten. Met enige trots mag ik zeggen dat ik aardig mijn mannetje heb kunnen staan. Met mijn enige oude duif wist ik me op Bordeaux en Marseille telkens per tiental te klasseren. Met mijn groep jaarduiven (geboren in juli en september) heb ik deelgenomen aan Jarnac (690 km). Het was een voltreffer van formaat, daar ik met de 31e en 71e seminationaal begon tegen meer dan 5000 duiven. Na Marseille zat het seizoen er dus voor mij op. Nu was de druk van de ketel. Voor mij betekent dit nu gewoon elke dag m’n duifjes verzorgen en telkens mijn prijsbeestjes kunnen bewonderen. Want daar doen we het toch voor, niet? Maar het kan ook anders lopen…
De geteisterde vleugel van de favoriete duiver van Tom Cartuyvels
Op vrijdag 1 augustus liet ik mijn duivers voor hun dagelijkse trainingsvlucht uit. Toen ik een uurtje later het hok ging afsluiten, merkte ik dat mijn topdoffer, die de 31ste seminationaal uit Jarnac won, nergens te bespeuren was. Uren bleef ik bij m’n duivenhok waken, maar tevergeefs… De dag nadien ben ik zo vroeg mogelijk opgestaan in de hoop dat mijn supercrack me op te wachten zat. Ook nu was hij nergens te bespeuren. Ik kan je verzekeren, ook al gaat het ‘maar’ om een duif, dat dit echt hartzeer doet. Ik kon er nu vrijwel zeker van zijn dat hij zich dood gevlogen had. Toch bleef ik hopen… Hoe vaak ik zaterdag en zondag met een oogwenk naar mijn duivenhok keek, is niet op twee handen te tellen.
Toen ik zondagavond met mijn vriend op de terugweg was van een familiebezoek, merkte hij op nog geen 100 meter van onze woning op de rijweg een duif op: “Kijk, een duif die niet meer kan vliegen!” In een flits zag ik nog net de desbetreffende duif. Ik zag dat het beestje iets aan zijn vleugel had. Opeens rees de hoop om mijn supercrack terug te zien. Toen we enkele tellen later aan onze woning kwamen, vroeg ik aan Kristof om zo vlug mogelijk om te keren. Toen we met de auto tot op een tiental meter van het diertje naderde, merkte ik onmiddellijk op dat het om mijn supercrack ging. Nu moet je weten dat wij op een zeer drukke weg wonen, waar men 70km/uur mag rijden (maar al te vaak “vlammen ze hier aan 100 km/uur door). Mijn vriend stopte halvelings op de berm, waarna ik als een gek uit de auto sprong. Mijn duif kon niet meer vliegen en liep op een levensgevaarlijke weg! Ik stond nu op enkele meters van mijn duif en ik zag een tweetal auto’s op ons afkomen. Deze konden nog maar net uitwijken of mijn held werd voor mijn ogen doodgereden. Onmiddellijk nadat deze auto’s gepasseerd waren, ben ik naar mijn supercrack toegelopen en joeg ik hem naar de overkant. Ik zei hem dat alles goed kwam en ik mocht hem zo oppakken. Op dat moment voelde ik me de gelukkigste mens van heel de wereld! Eindelijk had ik hem weer in mijn handen… Eens in de auto gestapt, merkte ik dat hier kwaad opzet mee gemoeid was. Al de veren aan één van z’n vleugels waren allemaal gekortwiekt! Geen enkele veer hadden ze heel gelaten. Aan zijn afgeschuurde teennagels en de modder aan zijn poten was te zien dat hij er toch een hele trip op had zitten.
Natuurlijk ben ik dolgelukkig dat ik mijn supercrack terug op het hok heb zitten. Maar één vraag blijft door mijn hoofd flitsen: “Wie doet nu in godsnaam zoiets?” Iemand die jaloers is? Of een duivenhater?
Het antwoord op deze vraag, zal ik waarschijnlijk nooit te weten komen. Maar van één ding ben ik wel zeker: Als een echte doorzetter, met modder aan zijn poten, is hij naar huis gestrompeld. Hiermee bewijst hij dat hij niet voor niets een kopvlieger is!
Bron: www.pitts.be
|