De website van de NPO zegt het zo mooi: bestuurlijke en rechterlijke macht zijn binnen de NPO gescheiden. Bij een zichzelf respecterende, modern geleide en goed gestructureerde vereniging is dat ook zo. En ook binnen de NPO was dat lange tijd vanzelfsprekend. Zo vanzelfsprekend dat we er eigenlijk zonder veel nadenken vanuit zijn gegaan dat het zo altijd zou blijven. Maar helaas, tijden veranderen, verenigingsbestuurders stappen op, nieuwe bestuurders doen hun intrede, beloven dat ze zich zullen inzetten voor het belang van de vereniging en van de duivenliefhebbers, maken grote plannen en beginnen ijverig met besturen.
Ook het huidige NPO-bestuur maakte deze, ik zou bijna zeggen klassieke, start. Maar dat veranderde. Dit bestuur ontpopte zich al snel; maar jammer genoeg niet tot een vlinder. We hebben hierover allemaal de afgelopen weken kunnen lezen op de diverse fora, in de duivenbladen en in de roddelpers. Maar het is natuurlijk al veel eerder begonnen.
Binnen het zevenkoppige bestuur zijn inmiddels twee kampen ontstaan. Voor het gemak zal ik die de Groep van Zes (G6) noemen en de Groep van Drie (G3). Het is duidelijk dat die twee groepen, om het voorzichtig te stellen, niet goed kunnen samenwerken. Dat is ook niet zo verwonderlijk als we naar de samenstellende delen van die groepen kijken.
De G6 wordt gevormd door:
- A.J. de Jong - voorzitter
- P.F.L. van Gils - lid
- L.A. Mackaay - lid
- G. van Dijk - lid
- A.C. Ebben - directeur Bureau NPO
- K. Hassing - Aanklager Tuchtrecht
Zij vertegenwoordigen de “oude garde”, de behoudenden, de mensen die maar moeilijk aan veranderingen wennen,die uit zijn op consolidatie van de eigen macht en die zeker geen vernieuwingen zullen doorvoeren.
Daartegenover staat de G3 welke wordt gevormd door:
- J. Dirksen - lid
- H. Geerink - lid
- W. van Stralen - lid
Zij vormen het vernieuwende en verbindende element binnen de NPO. De mensen die meegaan in de ontwikkelingen binnen de samenleving, die niet wars zijn van verandering, die kunnen decentraliseren en die bereid zijn om bevoegdheden te delegeren.
De reden dat ik de heren Ebben en Hassing op één hoop veeg met de vier andere bestuurders is omdat ze als één geheel optreden.
Een optreden dat m.i. er op is gericht om de andere bestuurlijke groep (G3) niet alleen het leven zuur te maken maar om te trachten deze drie volledig te dwarsbomen in hun functioneren en in hun pogingen om binnen de NPO vernieuwend te werk te gaan. Het uiteindelijke doel van de G6 is m.i. om de G3 uit het bestuur te werken en om alle macht binnen de vereniging aan zich te trekken. Geen vernieuwing, geen decentralisatie, geen invloed van de leden en vooral geen Algemene Ledenvergadering met een eigen mening.
Als de G6 haar zin krijgt dan is er m.i. geen sprake meer van een onafhankelijk tuchtrecht, geen sprake van vernieuwing vanuit de leden, geen sprake van een vrije pers, geen sprake van vrije meningsuiting en geen enkele serieuze inbreng vanuit de kiesmannen. Die kiesmannen zijn dan alleen nog het stemvee dat de opdrachten van de G6 mag uitvoeren en er een formeel tintje van democratische besluitvorming aan mag geven. Maar de NPO als een onafhankelijke vereniging van vrije duivenliefhebbers houdt op te bestaan.
Overdrijf ik?
Vergeet het maar! Er is geen woord overdrijving bij. De voortekenen zijn duidelijk.
Het tuchtrecht binnen de NPO verwordt steeds meer tot een politiek beleids- en suppressie instrument en heeft weinig meer te maken met het oorspronkelijke doel van tuchtrecht namelijk het verbeteren van de (beroeps-)kwaliteit en het verhogen van de ethische standaard van een bepaalde groep mensen die eenzelfde doel nastreven (in dit geval de beoefening van de duivensport). De straffen zijn in de laatste Algemene Ledenvergadering onacceptabel verhoogd. De boetes kunnen oplopen tot bedragen welke voor de meeste liefhebbers niet meer zijn op te brengen!
En wat te denken van een Aanklager die zelfstandig, zonder beoordeling vooraf door Tucht- en Geschillen Colleges, en op grond van vage en niet onderbouwde beschuldigingen van anonieme derden een NPO-lid kan schorsen?
Denkt u dat dit onmogelijk is binnen de NPO? Vergeet het maar! De aanloop daartoe is al genomen.
Tegen NPO-leden is schorsing geëist omdat zij, zoals de Aanklager mij vertelde, kennis zouden hebben van een door andere leden gepleegd misdrijf maar dat niet aan de Aanklager hebben gemeld. En ook omdat zij, nog steeds volgens zeggen van de Aanklager, hadden moeten ingrijpen om dat misdrijf te voorkomen. Daarin hebben zij, nog steeds volgens de Aanklager, gefaald. En dat betekent, nog steeds volgens diezelfde Aanklager,dat deze leden hebben gehandeld en zich hebben gedragen op een manier die de belangen van de NPO en/of de leden van de NPO schaadt en in strijd is met het Reglement Rechtspraak. En daarom moeten zij, nog steeds volgens zeggen van diezelfde Aanklager, tuchtrechtelijk worden vervolgd en gestraft.
De absurditeit ten top!
Stelt u zich eens voor: u loopt met vrouw en kinderen op een rustige zondagochtend te wandelen en dan ziet u dat er ergens wordt ingebroken. U herkent de inbreker als een plaatselijke duivenmelker en lid van de NPO. Volgens de Aanklager dient u dan niet alleen de politie te waarschuwen, neen u dient ook de Aanklager in te lichten en u moet proberen die inbraak te voorkomen (zelfs met gevaar voor eigen leven en dat van vrouw en kinderen?). Als u dat niet doet dan wordt u, dat wil de Aanklager, tuchtrechtelijk vervolgd en gestraft want u heeft de belangen van de NPO geschaad door niet in te grijpen. Eerst wordt u geschorst en vervolgens door de Aanklager in staat van beschuldiging gesteld. Uw straf kan oplopen tot een boete van € 5.000,00 en tot uitsluiting of beperking van uw rechten als NPO-lid; dat betekent niet meer vliegen en geen toegang meer tot duivenlokalen. En dat allemaal omdat u iemand zag inbreken!
En wat te denken van de zaak van de heer J. Koehoorn e.a. (of wellicht kent u die kwestie beter als de zaak van Afdeling 7, of de zaak St. Vincent & Blois)? In die zaak is ook aan een aantal mensen door de Aanklager een schorsing in het vooruitzicht gesteld. En dat terwijl twee daarvan zelfs niet direct met de zaak te maken hadden. Volgens de Aanklager is dat niet belangrijk. Hun naam is genoemd ook al is het maar zijdelings en dus: schorsen! De rechtvaardiging voor dit schorsingsbeleid vindt de Aanklager binnen het politieapparaat waarvan hij een aantal jaren deel uitmaakte. Zodra tegen een politiefunctionaris een onderzoek wordt ingesteld wordt die hangende dat onderzoek geschorst. En er is, aldus de Aanklager, geen enkele reden om schorsing ook binnen de NPO niet tot standaard te verheffen. Nou, die redenen zijn er wel en meer dan genoeg. Al is het alleen maar dat schorsing volgens het Reglement Rechtspleging een doel moet dienen. Artikel T11 van dat reglement stelt dat een bevoegd college tot schorsing kan overgaan indien dat
a. nodig wordt beoordeeld in het belang van de organisatie b. nodig is tot veiligstelling van de procedure of/en c. indien voor herhaling moet worden gevreesd.
Een College dient zorgvuldig aan die drie voorwaarden te toetsen alvorens een schorsing toe te passen. En er is meer. Alleen een “blootfeitelijke toetsing” (zoals juristen dat vaak zo mooi zeggen) is niet voldoende. Iedere voorwaarde dient op eigen inhoud en strekking te worden beoordeeld waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van de NPO enerzijds en de belangen en rechten van het betrokken NPO-lid anderzijds. De afweging moet als het ware geplaatst worden tegen de achtergrond van de NPO als totaliteit en als vereniging van duivenmelkers.
Waarom moet dat zo zorgvuldig gebeuren? Omdat schorsing (en zelfs het alleen maar dreigen daarmee door de Aanklager) diep ingrijpt in het leven van de geschorste duivenmelker! Zijn sociale positie binnen en buiten de NPO wordt vaak onherstelbaar beschadigd, zijn gezinssituatie heeft er meestal onder te lijden en bekenden wenden zich vaak van hem af met de gedachte: waar rook is zal ook wel vuur zijn. Van die zorgvuldige afweging is binnen het schorsingsbeleid van de Aanklager geen sprake. Waarom niet? Omdat die afweging helemaal niet wordt gemaakt. De Aanklager heeft belang bij schorsing. Niet op grond van overwegingen van algemeen NPO-belang maar op grond van het eigen belang van de Aanklager en naar mijn inschatting en inzicht thans ook op grond van het politieke belang dat de G6 heeft bij het wegwerken van de haar onwelgevallige (bestuurs-)leden.
Maar, zult u zeggen, de Colleges hebben dat toch wel door, die laten zich toch niet voor de gek houden en die zullen een schorsing toch grondig toetsen? Daar heeft u gelijk in! Een College heeft een eigen recht tot het houden van een (voor)onderzoek, zij kan de betrokkenen en de getuigen horen en zij kan daarna een gefundeerd oordeel geven op basis van haar eigen bevindingen.
Maar dat gaat veranderen! In de afgelopen Algemene Ledenvergadering zijn de kiesmannen, naar ik begrijp “zonder slag of stoot”, akkoord gegaan met een aantal wijzigingen in het Reglement Rechtspleging. Eén van die wijzigingen is dat de Aanklager een eigen bevoegdheid krijgt tot het schorsen van NPO-leden indien hem dat goeddunkt! En dan te bedenken dat de Aanklager zelf geen lid is van de NPO.
Een Aanklager die geen lid is van de NPO is een slechte zaak. Niet omdat hij niets van duiven zou weten maar omdat hij niet tuchtrechtelijk kan worden gecorrigeerd; hij is onbereikbaar voor het tuchtrecht (dat alleen geldt voor NPO leden). En er is door de kiesmannen nog een wijziging aangenomen. De Aanklager kan niet meer worden gewraakt.
En dat betekent dat een Aanklager op geen enkele manier meer is af te stoppen: hij is geen NPO-lid en dus niet tuchtrechtelijk aan te pakken en hij kan niet worden gewraakt. Hij kan dus ongestraft doen en laten waar hij zin in heeft.
Terug naar de “affaire Afdeling 7”.
Het bevreemdende in die zaak is dat het bestuur van de Afdeling, na eigen onderzoek, tot de bevinding is gekomen dat er wel degelijk iets aan de hand is en dat de betrokken bestuurder niet meer als bestuurder zou moeten fungeren. Naar ik begrijp heeft betrokkene inmiddels ook erkent dat hij heeft gehandeld op een wijze die niet zou hebben gemogen.
Let wel! Er is geen enkele reden, althans niet voor mij, om aan te nemen dat betrokkene gefraudeerd zou hebben of een poging daartoe zou hebben gedaan. Bij mijn weten is slechts gebleken dat hij alleen in de loods is geweest waar de vrachtwagens stonden, dat hij restmanden zou hebben samengevoegd (waaronder manden waarin eigen duiven zaten) en dat hij manden van de eigen vereniging op een gunstiger plaats in de vrachtwagen zou hebben gezet. Maar dat betekent niet dat hij fraude zou hebben gepleegd. Het zijn handelingen die hij natuurlijk niet had mogen doen en die de schijn van oneerlijkheid in zich dragen maar dat is geen bewijs van frauduleus handelen waarbij hij zichzelf zou hebben bevoordeeld. Een ideale grond voor een diepgaand onderzoek van de zijde van de Aanklager. Een onderzoek dat alleen maar winnaars zou opleveren. Immers, als de desbetreffende bestuurder zou hebben gefraudeerd dan zou hij zijn bestraft en als hij dat niet heeft gedaan dan zou zijn naam zijn gezuiverd.
Maar is zo’n onderzoek in gang gezet? Welnee!
De Aanklager beperkt zich tot het aanzeggen van schorsingen en tuchtrechtelijke vervolgingen aan het adres van de mensen die de onregelmatigheden hebben gesignaleerd, aan het adres van de activisten en aan het adres van getuigen die niets met de zaak te maken hebben.
Hoe kan dat nou? Vriendjespolitiek? Klassenjustitie? Onbenul? Wie het weet mag het zeggen!
Naar mijn mening riekt het naar vriendjespolitiek en naar het afdekken door de Aanklager van twee leden van de G6 te weten de heren De Jong, voorzitter, en Van Gils. Wat is namelijk het geval. Dagen voor de betreffende wedvlucht zijn de heren De Jong en Van Gils door de betrokkenen en door derden gewaarschuwd “dat er iets aan de hand was en dat er wellicht zou worden gefraudeerd”. Toen werd zelfs de naam genoemd van degene die volgens betrokkenen de wedvlucht zou gaan winnen. En denkt u dat er toen door genoemde bestuurders actie is genomen? Welnee! Er is geen onderzoek ingesteld, er zijn geen extra controles gehouden, de wedvluchtorganiserende instantie is niet gewaarschuwd, de Aanklager is niet ingeschakeld. Kortom: doodse stilte op het NPO front.
En dat is vreemd. Want juist de voorzitter NPO had beter moeten weten. Als voorzitter NPO en als fungerend voorzitter van de Afdeling Friesland heeft hij in augustus 2007 ook al een klacht over vermeende fraude, in strijd met de reglementen, niet doorgegeven aan de Aanklager en heeft hij een eigen Commissie van Onderzoek ingesteld. En daarover is hij door de Aanklager aangesproken. Het spreekwoord over de ezel en de steen schijnt bij de voorzitter (nog) niet bekend te zijn.
En waarom heeft de Aanklager die beide NPO-bestuurders dan niet voorgedragen voor schorsing? Hij deed dat wel voortvarend en enthousiast met anderen die minder “op hun kerfstok hadden”!
Goed, we gaan opnieuw terug naar de “affaire Afdeling 7”. Zoals hier boven al vermeld heeft het afdelingsbestuur een eigen onderzoek ingesteld zonder, zoals dat volgens de reglementen had gemoeten, de Aanklager op de hoogte te brengen van haar vermoeden van mogelijke fraude. Er gaan nu stemmen op om het bestuur van Afdeling 7 tuchtrechtelijk te vervolgen. Maar daar stuiten we op een probleem! De afdeling heeft in feite eender gehandeld als de voorzitter van de NPO destijds in Friesland: zij heeft de zaak niet gemeld en een eigen onderzoek ingesteld. En waarom het afdelingsbestuur wel vervolgen en de voorzitter van de NPO niet? Dat zou toch wel heel erg sterk rieken naar vriendjespolitiek. Te meer, omdat de voorzitter NPO en de Aanklager beiden tot de G6 behoren. Dan het afdelingsbestuur maar niet vervolgen en hopen dat de zaak overwaait? Maar doorvoor zijn er te veel mensen op de hoogte en dat overwaaien zit er dus niet in. Met recht een moeilijke spagaat waarin de G6 zich bevindt.
Waar het nu op lijkt is dat de oplossing wordt gezocht in het leggen van een enorm rookgordijn. Er worden links en rechts NPO-leden (“klokkenluiders”, actievoerders en onschuldige getuigen) gedreigd met schorsing en met tuchtrechtelijke vervolging, er wordt niets ondernomen tegen de falende NPO-bestuurders, er wordt niets ondernomen tegen het Afdelingsbestuur, er wordt geen onderzoek ingesteld naar het handelen van de beschuldigde Afdelingsbestuurder, de betrokken NPO-bestuurders hullen zich in stilzwijgen, de bestuurder van Afdeling 7 doet zijn mond niet open en van de rest van het Afdelingsbestuur horen we ook niets meer. Alleen de Aanklager, de politieke spierbal van de G6, roert zich, maar dan wel op een manier die we binnen de NPO kunnen missen als kiespijn.
Inmiddels is door één der partijen een formeel verzoek tot tuchtrechtelijke vervolging van de heren A.J. de Jong en Van Gils ingediend. En wat is daarmee gebeurd? Denkt u dat de Aanklager voortvarend en energiek aan dat onderzoek is begonnen? Let wel: het gevraagde onderzoek staat geheel los van de door de Aanklager ingestelde vervolging van klokkenluiders, activisten en getuigen. Het staat ook los van een onderzoek naar de gedragingen van de hiervoor vermelde bestuurder van de Afdeling 7 en het staat ook los van een onderzoek naar het handelen van het Afdelingsbestuur. Het verzoek richt zich tegen twee andere partijen, te weten de beide NPO-bestuurders, tegen wie een zelfstandige klacht is ingediend wegens hun handelen c.q. niet-handelen nadat zij waren ingelicht over de vermoede fraude tijdens de vluchten op St. Vincent en Blois. En wat antwoordt de Aanklager? De Aanklager antwoordt:
Geachte heer X, Ik heb Uw aangetekend schrijven in goede orde ontvangen. Ik kan U mededelen, dat de inhoud van Uw schrijven reeds onderdeel is van mijn besloten onderzoek (inclusief dossiernummer) inzake de ontwikkelingen Blois en St. Vincent. Geven de door mij onderzochte en nog te onderzoeken feiten aanleiding om op grond van het bepaalde in A6 sub 3 en 4 van het Reglement Rechtspleging NPO alsmede de bepalingen in het Wedvluchtreglement, een tuchtzaak aanhangig te maken dan zal ik dat zeker doen. Uw schrijven heb ik gevoegd in het betreffende dossier. Hoogachtend, Koos Hassing
Als je dat zo leest dan is de eerste gedachte: dat is fijn, hij gaat er wat aan doen als dat kan. Laat mij u uit de droom helpen! Want dat staat er helemaal niet! Wat er werkelijk staat is dat het verzoek tot het starten van een zelfstandige tuchtzaak tegen de beide NPO-bestuurders door de Aanklager is ontvangen, dat hij dat verzoek heeft opgeborgen in een dossier dat er niets mee te maken heeft en dat hij niet van zins is om iets aan die klacht te doen. De verwijzing naar artikel A6, lid 3 is gewoon onzin. Dat artikel is alleen maar een algemene bepaling dat de Aanklager een tuchtzaak in behandeling mag nemen. De verwijzing naar artikel 6 lid 4 is wel zinvol (al beseft de Aanklager dat zelf niet). Dat artikel geeft namelijk aan dat de Aanklager “ten aanzien van een naar zijn oordeel tuchtrechtelijk vergrijp”:
a. mag seponeren b. een schikkingsvoorstel mag doen c. een zaak mag doorverwijzen naar een Tucht- en Geschillen College
De Aanklager geeft in zijn brief aan de Klager aan dat hij geen van die drie mogelijkheden zal benutten (hij bergt de klacht op en wacht op betere tijden) en dat betekent dus dat de Aanklager van mening is dat er geen sprake is van een tuchtrechtelijk vergrijp (anders had hij één van de mogelijkheden onder a, b of c moeten kiezen). En dat betekent weer dat de Aanklager een voor beroep vatbare beslissing heeft genomen, weliswaar niet in de vorm van een formeel sepot van de klacht maar wel in de vorm van een feitelijk sepot. De weigering van de Aanklager om een klacht in behandeling te nemen moet worden beschouwd als een voor beroep vatbare beslissing. Immers, als dat niet zo zou zijn dan was de consequentie onaanvaardbaar: het zou namelijk betekenen dat iedere klacht zou kunnen stranden op de weigering van de Aanklager om die klacht te behandelen en dat de Klager dan geen mogelijkheid van beroep zou hebben. Mijn advies aan Klager X is dan ook om beroep aan te tekenen bij het bevoegde College.
Goed, we gaan opnieuw terug naar de “affaire Afdeling 7”. Er is natuurlijk heel wat rondom die kwestie gebeurd. Laten we proberen alles eens op een rijtje te zetten
- er is een vermoeden van fraude, althans van onjuiste gedragingen zijdens een afdelingsbestuurder
- er zijn NPO-bestuurders die de reglementen overtreden
- ook het Afdelingsbestuur overtreedt de reglementen
- door het niet ingrijpen zijdens het NPO-bestuur raken NPO-leden zo gefrustreerd dat ze zelf in actie komen
- de Aanklager, die moet “toezien op de naleving van de Statuten en Reglementen van de NPO” doet ook niets
- pas na het bekend worden van de actie van de NPO-activisten doet de Aanklager wat; hij stelt een vervolging in tegen de activisten, tegen de “klokkenluiders” en tegen
- de niet-betrokken getuigen
- er wordt verder geen enkele actie genomen en geen onderzoek ingesteld in de richting van de beschuldigde bestuurder van Afdeling 7
- er wordt ook geen actie genomen tegen het in overtreding zijnde afdelingsbestuur
- en er wordt al evenmin iets gedaan aan de in overtreding zijnde NPO-bestuurders
- inmiddels gonzen de internet fora van de geruchten
- en de voorzitter NPO (portefeuillehouder Tuchtrecht) zwijgt in alle talen
- en ook de betrokken afdelingsbestuurder zwijgt
- en ook de Afdeling laat niets van zich horen
- en er komen publicaties in het buitenland over de Nederlandse (wan)toestanden
- en de voorzitter NPO (portefeuillehouder Tuchtrecht) blijft maar zwijgen
- en de Aanklager blijft maar “toezien”
- en de opwinding in de duivenwereld blijft maar toenemen
- en steeds meer liefhebbers krijgen het gevoel dat ze door de G6 niet serieus worden genomen of misschien wel voor gek worden versleten
- en de spanning stijgt
- en de roddels nemen toe
- en het rookgordijn wordt dikker
Dit stukje heeft als titel “Tucht of klucht?”. Weet u het antwoord al?
|