Ik denk dat we allemaal de wens hebben om eens een echte crack te kweken, zo'n duif waar iedereen het over heeft tot ver over de landsgrenzen. Een duif als de 46-Verbart, Merckx, 019 en Oud Doffertje of meer van deze tijd de Beatrixdoffer en Kleine Dirk van Gerard Koopman, en wat denkt u van de 31 van Engels & zonen, de 613 van Jos Klak of de Wittebuik van Gaby Vandenabeele. Al deze duiven zijn wereldberoemd door hun eigen prestaties of de prestaties van hun nazaten.
De 46 van Piet Verbart bijvoorbeeld is een rechtstreekse zoon van het Klakkoppel Vechter x Witpenneke, deze 46 won 15 x de eerste prijs maar ook zijn zoon de 57 won 8 eersten, maar zelfs nu in 2004 zijn er nog ongelofelijk veel toppers met een vleugje van het Vechter x Witpenneke bloed via hun zoon de 46. Maar de ouders van de 46 zijn eigenlijk de motor achter dit succes, bijna al hun andere kinderen waren ook topduiven op de wedstrijden of in het kweekhok. In de stamboom van de later zo bekende 05 van Bert Camphuis vinden we Vechter x Witpenneke, maar ook in bijvoorbeeld de Generaal van Wout Smeulders zit dit koppel. Maar ook in de wonderboy’s 05/06 , Glamourboy, James Bond, Flits etc Vinden we Vechter x Witpenneke bloed. Zelfs in onze eigen “Superduivin” 00-1188063 die in 2002 de 1e Asduif was van de afdeling Friesland stroomt ruimschoots Vechter x Witpenneke.
Maar op de grote fond is dit zeer opvallend. Enkele lijnen zijn zo sterk dat je kunt spreken van overdominantie. De oude stamduiven zoals de 131 van de Weert of de Dolle van Marijn v. Geel of het Oud doffertje van v. d. Wegen kom je in bijna alle internationale kopduiven tegen. Een van mijn duivenvrienden is Gerard Schlepphorst uit Duitsland (verzamelaar van dure duiven) hij zegt; Er zijn kwekers, zowel doffers als duivinnen, die een uitzonderlijke overdominantie hebben, ze zijn zeer zeldzaam maar ze bestaan wel.
Wanneer je op zoek gaat naar nieuw materiaal, moet je bij een topspeler op zoek naar zijn succeslijn. Ook hij heeft meer soepkippen dan toppers, maar de toppers komen bijna altijd uit dezelfde lijn, dezelfde succeslijn. Wanneer je de kans hebt om jongen te halen bij een topspeler van jouw keuze ga niet over 1 nacht ijs, kijk grondig na de toppers, uit welke lijn komen, hoe is hun na-kweek. Als voorbeeld neem ik nu mensen die ik persoonlijk goed ken; de Gebroeders Borgmans en wijlen Jos v. Limpt “de Klak”. Bij de gebroeders Borgmans alsmede hun oom Jos Klak zitten alleen zuivere klakken (Janssens), maar jammer genoeg kweken ook zij meer slechte dan goede maar de toppers komen ook bij hun uit de bekende succeslijnen. Bij Jos was dat de laatste jaren vooral de lijn van de Knook 87-2542927, deze Blauwe doffer is de vader van de wereldberoemde 13. In de knook vinden we 2 x de Witoger v. 65 van de gebroeders Janssen. Deze lijn; Knook/13 is met recht een overdominante lijn. De beste doffer van Arie v. Beek uit IJzendoorn is waarschijnlijk zijn “Der Bomber” deze absolute crack is uit kleinzoon broer 13. Bij de gebroeders Borgmans eveneens uit Reusel is het vooral de lijn van de 25 en zijn vader de 03. Deze 03 was al jaren een topper op de kweek maar gaf op 7-jarige leeftijd nog even “de 25” met 1e Nationaal Montluqon en 3e Nationaal La Souterraine. En als je de internationale duivenpers een beetje volgt kom je de 03 en de 25 overal tegen in klasbakken (zelfs op de overnacht bij Ingo Schults uit Duitsland). Maar ook weer op eigen hok hadden we in 2000 en 2001 de 1e Asduif in de club uit lijn 03 Borgmans.
Veel van die overdominatie duiven of koppels zijn met een beetje geluk tot stand gekomen. Als Adriaan Wouters zijn “Janssen duivin” niet bij Karel Meulemans had gebracht hadden we nooit van de Kadet, Witneus, Piet of Benjamin gehoord. Bij de heer Pieterse zat het wereldberoemde koppel 17, dit waren twee duiven die “over” waren, maar hoeveel supers zijn daar niet uitgevallen. Toen mijn vader in 1963 begon kreeg hij van twee clubgenoten een duif met zuiver Klakbloed in hun aderen, de 42 doffer kreeg hij van Chris v. Olphen en de 17 duivin van Jan Oord. Nu 40 jaar later stroomt in bijna al onze duiven nog steeds het bloed van 42 x 17. Dus met een beetje geluk vaart niemand wel.
Maar kun je het geluk ook een beetje afdwingen?
JAZEKER!
Als je bijvoorbeeld de boeken van Steven van Breemen leest kom je tot de conclusie dat het wel kan, je kunt een goede kweken door na te denken. Je moet wel zoveel mogelijk fouten uitsluiten, ik bedoel je moet beginnen met uitzonderlijk materiaal. Op eigen hok zijn de twee beste duiven van 2002/2004 ook geboren uit koppels waarover is nagedacht (beide werden 1e Asduif in de afdeling. Deze twee duiven (doffer & duivin) hebben samen ruim 80x (ja 80 x) het Vechter x Witpenneke koppel in hun bloed. De ouders van de doffer waren beide As-duif en wonnen samen 4 x 1e, de vader van de duivin was Asduif en stond op een dochter van een basiskoppel. Bij de grootouders zien we al broers en zusters.
Op onze hokken in Wilhelminaoord doen we zoals vele van jullie al weten aan lijnenteelt en of inteelt. Ik moet misschien het verschil even uitleggen: Lijnenteelt doe je met een crack, je gebruikt hiervoor nazaten in neergaande lijn dus kinderen, kleinkinderen en of achterkleinkinderen van die zelfde crack maar niet van zijn broer of zus. Ik zal een voorbeeld geven: Een dochter van Marco v. Basten x een kleinzoon van Marco v. Basten. Je gebruikt daarvoor een zoon van een andere dochter. Bij inteelt gebruik je meer de duiven uit een bepaald koppel, dat kan dus ook uit een broer of zuster van Marco v. Basten zijn. Inteelt is ook bijvoorbeeld broer x zus of vader x dochter. Ook kweken met ooms en tantes en neven en nichten is inteelt. Gommaire Verbruggen zei eens; Geef mij maar de As voor de kweek en laat die ander maar de broer nemen, van de As weet ik zeker dat hij alle nodige eigenschappen in zicht heeft. Het bewijs vinden we in de uitslagen.
Wij beginnen met het samenstellen der koppels altijd met het Vechter x Witpenneke bloed en dan als het even kan koppels uit de zelfde Crack lijn. Verder moeten de kwekers natuurlijk perfect van bouw zijn, bij ons geen slechte, bleke ogen, geen slechte stuiten, maar wel natuurlijke gezondheid, zachte fijne pennen en ogen met oriëntatie cirkel(liefst compleet rond de pupil). En ik moet zeggen dat we bijna nooit kweken met geelogen, ik zeg bijna want als het een uitzonderlijke vlieger is probeer ik het natuurlijk wel maar dan steeds tegen een oog met veel pigmentatie. Witogen tegen elkaar is geen probleem mits er een donkere kleur bij in zit. En waar je ook steeds aan moet blijven denken dat je de meeste kansen hebt met een zoon uit een Top-duivin en een dochter uit een Top-doffer. Ook al vliegen deze kinderen van topduiven geen platte prijs, zeer regelmatig geven ze de klasse van hun ouder aan hun kinderen door.
En dan komt het belangrijkste: SELECTEREN! eerst in de schaal, daarna bij het spenen en daarna tijdens de vluchten. Onze selectie qua gezondheid is heel streng, maar qua prestaties hebben we wat meer geduld, uit ervaring blijkt dat ons “soort” soms pas als jaarling volluit gaat. Maar zoals ik al zei; op gezondheid kun je niet genoeg selecteren. Persoonlijk hebben wij onze duiven altijd in blakende gezondheid (let wel gezondheid is niet het zelfde als form), nimmer zul je dik-zittende duif vinden. Ik vind er natuurlijk wel eens een s’morgens maar die gaat apart voor twee dagen, indien hij niet volledig is hersteld ruim ik hem/haar. Daarin zijn we heel streng, ook al is het een duur aangekochte duif, niet gezond is ruimen.
Groetjes Gert Jan Beute
|