Onder de titel “Van 24/11 tot 7/3” heb ik commentaar geleverd op de brief welke door het Bestuur NPO is verzonden aan de (reserve-)kiesmannen en secretarissen van de bij de NPO aangesloten Afdelingen.
In die column heb ik mij nogal afgezet tegen de inhoud van die brief.
Ik heb onder andere geschreven dat het in Veenendaal allemaal weer pais en vree leek, althans wanneer je die brief oppervlakkig genoeg zou lezen.
Ik heb ook geschreven dat wij (de normale doorsnee melkers die eigenlijk niet anders willen dan gezellig met de duiven en de duivensport bezig zijn) kennelijk als klootjesvolk worden geklasseerd en voor imbeciel worden versleten door de Veenendaalse Arrogantia. In eerste instantie had ik hier geschreven de “Veenendaalse Intelligentsia” maar dat heb ik geschrapt omdat ik, ook na lang zoeken, weinig intelligents kon ontdekken. Een klassering welke ons geen recht doet. Want het zijn toch onze centjes waarmee al die leuke dingen in Veenendaal en verre omgeving worden bekostigd.
En ik heb ook geschreven dat het Bestuur NPO zelf constateert dat er geen basis is om in de huidige samenstelling verder te gaan. Verder schreef ik dat het Bestuur NPO desondanks
- toch gewoon doorgaat
- ook na 7 maart 2009 wil verder besturen
- zelf uitzoekt wat “geschikte bestuurskandidaten” zijn
- de leden zelf ook nog wel wat geschikte kandidaten mogen voorstellen
- en dat de leden dus wel degelijk inspraak hebben in/bij het Bestuur NPO.
En met dat laatste blijk ik helemaal fout te zitten! Waarvoor mijn oprechte verontschuldigingen.
Want wat is er inmiddels gebeurd?
Vanmorgen werd ik gebeld door een manspersoon. Aan zijn forse stem, zijn klip en klare taalgebruik en zijn geen tegenspraak duldende woordkeuze werd mij meteen duidelijk dat ik hier te doen had met een Ex-Militair. En naar alras bleek niet met zomaar een ex-militair maar met een “Aalmoezenier In Ruste”. Alleen, erg rustig was ‘ie niet! “Weet je wel wat je doet?” galmde het in mijn oor (gelukkig was dat het linker en dat zit al jaren verstopt). “Neen” gaf ik nogal timide toe. “Dat weet ik eigenlijk al lang niet meer”. “Laat mij je dat dan maar eens uitleggen, floeper!” En met dat laatste woord opende voor mij opnieuw de poort naar de Hel. De Hel van Lichting 1958-1. De Hel van de Garde Grenadiers waar ik als nieuwbakken “filler” mijn Militaire Basis Opleiding genoot. De Hel van fanatieke sergeants die s’morgens, s’middags, s’avonds en s’nachts probeerden om van een aardige Rotterdamse jongen een “fighting machine” te maken en waar de aanduiding “floeper” garant stond voor 3-dagen verzwaard arrest. Van schrik trok mijn andere oor ook dicht en terwijl ik hulpeloos naar mijn mobieltje staarde bliksemde het vanuit de elektronische ingewanden: “Dit gaat helemaal niet over het Bestuur NPO! Dit gaat over de Groep van Zes!” “De Groep van Zes?” vroeg ik niet-begrijpend. “Ja” donderde het “De Groep van Zes! Het gaat om mij, de Grote Roerganger, en om mijn drie Vazallen uit het Bestuur en ook om mijn twee Paladijnen van ‘t Buro en van ’t Recht!” “Oh” stamelde ik. “Ja, je begrijpt er inderdaad niets van! Het Bestuur NPO dat is inclusief de Groep van Drie en dat zijn de Afvalligen, de Vernieuwers, de Redelijken. En die wil ik er helemaal niet bij hebben. Niks vernieuwing, niks redelijk! Luisteren zullen jullie en doen wat wij, jullie meerderen, je opdragen!” “Oh” stamelde ik opnieuw. “Juist ja. Dat gedonder moet maar eens afgelopen zijn! En na 7 maart is het ook afgelopen, daar zal ik persoonlijk zorg voor dragen. Inbreng van het Volk en van de door dat Volk voorgedragen kandidaten, hoe kom je daarbij! Natuurlijk doen die niet mee, daar krijgen ze geen kans voor!” “Oh” stamelde ik ten derde male. “Maar in de 5 december brief staat toch dat ook de leden aan het bestuur geschikte kandidaten kunnen voordragen?” “Natuurlijk staat dat er, floeper. Maar waarom denk jij dat die brief van 5 december is, hè pepernoot. Wacht maar eens tot zeven maart, dat wordt heel andere koek!” “Maar” probeerde ik nog “Als die kandidaten er zijn dan doen ze toch mee?” “Lariekoek, jij oliebol. Alle kandidaten moeten worden gemeld bij het Bestuur en ook worden goedgekeurd door het Bestuur en daarin heb ik, de Grote Roerganger, samen met mijn Drie Kompanen de meeste stemmen en je weet het….. wie de meeste stemmen heeft die wint. Dat is het mooie van onze democratie: de sterkste heeft altijd gelijk! Weg met de Drie, weg met het Volk, Weg met de Inspraak! Vanaf 7 maart zullen we jullie eens wat laten zien!”
Op dat moment hoorde ik ver weg het geratel van de wekker en schrok ik badend in het zweet wakker. Gelukkig, het was maar een droom of….wat denkt u, zou het toch waar worden?
|