“Hoe kan het toch dat er zoveel jonge duiven achterblijven?”. Dat is kort samengevat de vraag die ik de afgelopen maand via de mail en tijdens de spreekuren en afspraken het meest gesteld kreeg. Nu heb ik vorige maand al een nieuwsbrief aan de jonge duiven gewijd. En een goede lezer kon daar al grotendeels uithalen, welke ziekten de jonge duiven belasten rond deze tijd. Niet dat deze ziekten op andere momenten van het jaar niet aanwezig zijn. Ook dan komen deze ziekten voor. Maar nu komen de verschillende factoren die zorgen dat het “werkterrein” geschikter is, meer bijeen. De ravage die aangericht kan worden is nu groter.
We horen momenteel veel over de Mexicaanse griep. Wat ik bovenal hoor van mensen is dat er overdreven wordt gereageerd….”Er is immers nauwelijks iets aan de hand?” “O nee?” denk ik dan. En spaar mijn energie om het nog eens allemaal uit te leggen hoe het komt dat dit zo lijkt. Ik krijg dan soms het idee dat de mensen dat helemaal niet willen horen. Misschien komt het wel doordat mensen in wezen bang zijn voor wat komen gaat. Een soort van ontkenning dat het wel eens ernstig zou kunnen zijn. Een soort van struisvogelpolitiek. Want, ook al lijkt het alsof er weinig tot niets aan de hand is, het tegendeel is waar. De wereld is getroffen door een virus dat min of meer onbekend is voor het afweerorgaan van de meeste mensen. Dit virus kan dus gewoon zijn vrije gang gaan. En als het dan binnendringt bij mensen waar het andere gunstige omstandigheden aantreft, dan is het bingo. Als dat meerdere keren op korte termijn gebeurt dan neemt de infectiedruk toe. Meer mensen worden ziek. Maar in deze tijd van het jaar leven we met de ramen open. Frisse lucht, gezonder eten etc. Dus de mensen kunnen wel een stootje hebben. Als de “R” weer in de maand komt gaan ook weer andere virussen en bacteriën meespelen die verkoudheden e.d. kunnen veroorzaken. De gunstige omstandigheden voor het griepvirus nemen dan toe. Het krijgt meer kans om toe te slaan omdat de algemene afweer van de mensen afneemt, maar ook omdat de ventilatie in de meeste huizen anders wordt dan in de zomer. Kortom het “werkterrein” voor het virus wordt gunstiger. “Nou en?” hoor ik sommige denken en andere zeggen. “Dan krijgen er een bende mensen de griep. Dat gebeurt toch ieder jaar.”. Dat klopt en ook ieder jaar sterven er genoeg mensen aan de gevolgen van die griepjes. Maar dan hebben we het over virussen die al langer rondzweven. Virussen waar al een zekere afweer tegen opgebouwd is in mensenland. Dat is bij de Mexicaanse griep niet het geval. En waar de mensen die zich met dit virus bezighouden nu bang voor zijn, is dat dit virus muteert, d.w.z. verandert in een kwaadaardiger virus. In dat geval is het hek van de dam en komt de tijdbom werkelijk tot ontploffing. Goed dus dat deze zaak dus serieus wordt genomen en dat er aan vaccins tegen dit virus wordt gewerkt. Een en ander kan dus in een ernstige situatie veranderen. We moeten natuurlijk ook geen paniek veroorzaken met zijn allen, maar met gezond verstand voorbereid zijn op het ergste is de slimste zet die we nu kunnen doen.
Wat heeft dit met onze duiven te maken?
Die Mexicaanse griep zelf, in principe weinig tot niets, gelukkig. Maar het voorbeeld van een verbetering van het werkterrein waardoor de kansen van een virus toenemen, daarmee hebben we in de duivensport ook te maken. Als de jonge duiven afgezet worden kunnen ze al dan niet besmet zijn met trichomoniasis. Als hier niet preventief tegen op getreden wordt beginnen deze jongen al met een achterstand. Er wordt dan al veel gevraagd van de zich nog aan het ontwikkelende afweer. Maar het blijft doorgaans niet bij de trichomoniasis. Ook hexamitiasis en het beruchte circo-virus kunnen een rol spelen bij het remmen van de opbouw van de natuurlijke afweer van de jonge duiven. Groeien de jongen geïsoleerd op dan kan een en ander ondanks alles nog redelijk voorspoedig verlopen. Maar hoe vaak gebeurt het niet dat we er een of enkele jongen bij zetten dat we van een bevriende of goede liefhebber. Dat is het moment dat we ziekten kunnen inslepen. De microben van de nieuwelingen en de al aanwezige jongen mengen zich en weer is er een factor bij die weerstandsondermijnend kan werken. Gaan de jonge duiven de daken in de buurt bezoeken, dan lopen we weer de kans op insleep van het Adenocoli-probleem. Al deze aandoeningen kunnen reden zijn om bij klinische uitbraken naar de medicijnpot te grijpen. Hiermee wordt evenwel niet alleen de ziekteverwekker aangepakt maar ook de goede darmflora krijgt een tikje te verwerken. Zo vordert het seizoen. Er kan dus voordat de voorvluchten aangebroken zijn al een serieuze aanslag op de weerstand van de duiven zijn gepleegd. En juist in die voorperiode is het o zo belangrijk om de weerstand van de duiven zo optimaal mogelijk zien te houden. Daarbij ernaar strevend zo min mogelijk medicijnen te gebruiken. Het inmiddels beruchte Herpesvirus komt bij duiven in den lande massaal voor. Ca. 65% van de duiven heeft antistoffen tegen dit virus. Dat betekent dat dit virus vaak latent (verborgen) aanwezig is. Hebben de duiven al een verminderde weerstand dat zal dit virus vaak net onder de oppervlakte liggen te mieren. Het vormt op zijn beurt weer een belasting voor de weerstand van de duif. Op het oog kunnen deze jongen er nog redelijk uit zien. Rond het huis kunnen ze ook nog redelijk vliegen. En dan komen de voorvluchten. Dan is het stress alom bij de jongen. En stress is een van de sterkste factoren die de weerstand ondermijnt. Het werkterrein wordt alsmaar geschikter voor de ziekteverwekkers. Komen de jongen nu bijen in de korven dan zijn de duiven waarbij de virussen onder de oppervlakte liggen te mieren het eerste aan de beurt. Er komen klinische uitbraken. Niet alleen verspreiden deze duiven dan massaal ziekteverwekkers als virussen en bacteriën, vaak blijven, zeker als het Herpesvirus in het spel is, de jongen massaal achter. Zelfs als bij de opleervluchten. De de zware infectiedruk die in de korven heerst raken nu ook de jongen die minder gevoelig zijn besmet met de ziekteverwekkers. Een deel valt nu ook ten prooi aan de aanvallers. Na een incubatietijd van een aantal dagen breekt ook bij hen de ziekte uit als de omstandigheden gunstig zijn. En die zijn weer gunstig bij de volgende opleervlucht of eerste vlucht, al naar gelang. En wederom blijven weer massaal jongen achter. En dat is wat we nu de laatste jaren met grote regelmaat zien gebeuren zodra het jonge duivenseizoen begint.
Het zou goed zijn als er een vaccin toegelaten zou worden tegen o.a. het Herpesvirus om te trachten de infectiedruk van deze ziekte te verminderen. Maar zolang dat niet het geval is, blijft alleen preventieve gezondheidszorg mogelijk als middel om de schade te beperken. Dat is geen garantie dat er geen duiven ziek worden. Maar we kunnen stellen dat de gevolgen van de infectiedruk worden beperkt en de duiven als ze besmet raken beter bestand zijn tegen de gevolgen van de besmetting en doorgaans sneller genezen.
Ofschoon ik in de vorige nieuwsbrief al een schema gegeven heb voor de begeleiding van de jonge duiven werd me hier deze maand door meerdere liefhebbers alsnog om gevraagd. Reden om het schema in deze nieuwsbrief nog maar eens te herhalen.
Begeleiding jonge duiven
Bij het afzetten controle op de aanwezigheid van het geel (en hexamiten). Zo nodig een geelkuur. Dan tevens in het drinkwater een week lang Bony-SGR.
Verder: GEEN medicijnen (tenzij absoluut noodzakelijk) tot 14 dagen drie weken voor de opleer vluchten. In deze periode krijgen de jongen Bony-SGR 2-3 x per week en B.M.T over het voer en verder een goede Omega 3 olie. Als de opleervluchten naderen is het tijd om te controleren hoe de duiven de kinderziekten hebben doorstaan. Controle op Geel, Coccidiose en Wormen en natuurlijk een gedegen controle van de luchtwegen waarbij ook naar de aanwezigheid van slijm wordt gekeken.
Wanneer nodig is het nu de juiste tijd om een kuur te geven tegen bovengenoemde kwalen zodat de jongen schoon aan de vluchten kunnen beginnen. We weten dan dat we zelf geen ziekten verspreiden in de manden. En mogen hopen dat de andere liefhebbers ook die verantwoordelijkheid op zich nemen wat hun duiven betreft. Maar aangezien dat laatste doorgaans niet het geval is, maakt de praktijk van alle dag het helaas bijna noodzakelijk om preventief bij thuiskomst actie te ondernemen om niet na een paar weken al weer met de gebakken peren te zitten, omdat de duiven in de manden weer een ziekte hebben opgelopen. Zeker de eerste weken (opleervluchten!!!!!) is dat belangrijk. Dan is immers het kaf nog niet van het koren gescheiden. Bij thuiskomst dus eerst wat elektrolyten in het water of Bonisol en daarna ’s avonds preventief handelen om mandinfecties geen kans te geven. Daarbij dient de eerste weken vooral het accent te liggen bij de preventie van darminfecties en tricho, maar na enkele weken als de veroorzakers van deze ziekten uit de manden zijn verdwenen worden de luchtweginfecties weer belangrijker. Het is goed met dit gegeven rekening te houden bij de preventie van ziekten.
Nadat ik in het midden van de afgelopen maand bovenstaande adviezen had opgeschreven, kwamen er nog meer gevallen van Adenocoli voor. Een verzoek om een begeleidend schema werd meermaals geuit. Maar er werd ook de vraag gesteld of we een “ speciaal pakket” voor de jonge duiven hebben. Nu was dat tot nog toe eigenlijk niet het geval. Als iemand er om vroeg dan stelden we een pakket samen dat aangepast is/was aan de duiven van de betreffende liefhebber. Nu deze vraag ons meer bereikt hebben we besloten toch een “Jongdierpakket” samen te stellen. Daarbij ligt de nadruk vooral op ziektepreventie.
Succes!
|