Eén van de mooiste zaken van het winterseizoen is toch de tentoonstelling. Of het nu in eigen club is, de juniorenshow, de afdelingsshow of de nationale show te Rosmalen. Lees hieronder de informatie over het keuren van postduiven (volgens standaard van de NGvKvP) en doe mee aan de tentoonstelling. En denk er eens over na: Is keurmeester worden niets voor U? Lees op de NPO site hoe u keurmeester kunt worden. En neem van mij aan, het is geweldig mooi om te doen!
Keuringen
Het keuren van duiven
De standaardduif als uitgangspunt
Naar aanleiding van vragen tijdens en na een tentoonstelling is gebleken dat er behoefte bestaat aan een wat meer gedetailleerde visie op het keuren van postduiven.
Wij willen duidelijk tot uiting laten komen dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen bevlogen en onbevlogen duiven. Bewust spreken we ons niet uit over de zogenaamde show- en vliegduiven, omdat in beide gevallen de ‘standaardduifÆ het uitgangspunt is. De handkeuring op tentoonstellingen gebeurt aan de hand van zicht- en tastbare kenmerken. Het is de taak van de keurmeester de betreffende duif te vergelijken met de standaardduif waarvan de voorwaarden en normen zijn vastgelegd in het keuringsreglement. Goede eigenschappen, vormen, afwijkingen en gebreken worden met elkaar vergeleken en het resultaat hiervan wordt daarna in cijfers uitgedrukt. Hierbij wordt uitgegaan van een maximaal, per onderdeel, te behalen resultaat. Het totaal te behalen resultaat is, volgens het reglement, voor een één- en meerjarige duif 93 punten. Dit houdt in dat de keurmeester met maximaal 4 x 18,5 en 1 x 19 punten uit de bus kan komen. Voor jongen en late jongen is het maximaal te behalen punten respectievelijk 92,5 en 91,5. Het is wel duidelijk dat genoemde maxima niet bij bosjes voorkomen. De keurmeester zal een duif achtereenvolgens beoordelen en een waarde-oordeel uitspreken, uitgedrukt in punten verdeeld over 5 waarderingen. Hierbij zal de objectiviteit voorop moeten staan en geen persoonlijke meningen in de waardering moeten worden ingecalculeerd. Misschien ten overvloede, maar een persoonlijke mening is bijvoorbeeld: Ik vind … of ik denk … Nee, er is maar één uitgangspunt en dat is de standaardduif. De keuring start wanneer de duif nog in de kooi zit en door de keurmeester wordt geobserveerd. Tijdens deze observatie is al een aantal te beoordelen onderdelen waarneembaar, zoals de onderlinge lichaamsverhoudingen, de kop met oogligging en uitdrukking, het pluimenpakket, de poten en de eerste gezondheidsindruk. Na het uit de kooi halen, wat uiteraard voorzichtig moet gebeuren om beschadigingen te voorkomen, vangt de handkeuring aan, waarbij men een aantal goede, minder goede en foutieve eigenschappen ten opzicht van elkaar zal afwegen.
Hieronder voorbeelden van positieve en negatieve eigenschappen van een postduif. De keurlabel van de G.v.K. bestaat uit vijf onderdelen.
Onderdeel 1 bestaat uit twee delen:
Kop: belijning en uitmonstering Oog: ligging en uitdrukking
Positieve eigenschappen van de kop zijn:
- grootte evenredig naar mate de bouw van de duif;
- aan de bovenzijde gerond en naar achteren geleidelijk tot de nek overgaand;
- goed gevuld tussen de ogen
- neusdoppen gelijkmatig en symmetrisch, sprankelend wit;
- snavel, iendien de duif in rust is, stevig en gesloten;
- keel ingesneden of afgerond;
- dekveren glanzend en glad.
Negatieve eigenschappen van de kop zijn:
- te klein of te groot naar mate de bouw van de duif;
- te plat, hoekig en niet mooi geleidelijk tot in de nek;
- oogranden bijna één geheel met de bekhoeken;
- ogen ver naar voren geplaatst, waardoor niet voldoende vulling aanwezig is;
- neusdoppen te fors met veel onregelmatigheden en ongelijkheden, bijvoorbeeld links ten opzichte van rechts;
- neusdoppen niet mooi wit;
- snavel enigszins open;
- bovensnavel te lang met kromme punt naar beneden;
- niet afgeronde keel.
Positieve eigenschappen van het oog zijn:
- de kleur (iris) kan bij elke postduif anders zijn, maar beide ogen hebben in principe dezelfde kleur. Bij bonte bevedering is het zogenaamde bonte oog toegestaan;
- glanzend en een intelligente uitdrukking gevend. Er moet bij wijze van spreken leven in het oog zitten, het fanatisme moet eruit stralen;
- het gehele oog moet door gelijkmatig witte/grijze/enigszins rode oogranden omsloten zijn;
- aan de achterzijde is enige ruimte toegestaan.
Negatieve eigenschappen van het oog zijn:
- een fletse, matte kleur heeft te maken met een minder goede gezondheid;
- kijkt ongeïnteresseerd en flauw;
- het oog wordt niet gelijkmatig door oogranden omsloten;
- te rode of te gele oogrande;
- misvormde pupil.
Onderdeel 2: Vleugels en gewrichten, kwaliteit van pluim en staart.
Positieve eigenschappen van vleugels en gewrichten zijn:
- totale grootte naar verhouding van het formaat van de duif. Een geblokt exemplaar heeft een korte ronde vleugel en een lange slanke vogel heeft een lange vleugel;
- soepel gespierd en gemakkelijk te openen;
- dik, soepel en dakpansgewijs bedekt, zowel aan boven- als onderzijde, met onbeschadigde dekveren;
- achtervleugel in verhouding tot het lichaamsgewicht;
- zo dicht mogelijk bij elkaar liggende, gladde pluimen;
- mooie, rechte, licht gebolde achtervleugel;
- lenige vleugelpennen, niet te smal aan het uiteinde in vergelijking met hun breedte aan de basis;
- de lengte van de laatste pennen vooruit springend vanaf het midden van de vleugel, zodat zij de indruk geven over een goede ‘slagkracht' te beschikken;
- pennen aan de toppen enigszins afgerond;
- onbeschadigd.
Negatieve eigenschappen van vleugels en gewrichten zijn:
- te lange of te korte vleugel ten opzichte van het lichaam;
- stram en moeilijk te openen;
- te smalle pennen vooral bij de vlag aan de binnenzijde;
- bij het openen te veel ruimte tussen de pennen onderling;
- stugge, dikke schacht;
- niet goed gevuld met dekveren;
- beschadigde pennen en/of dekveren;
- getekende pennen wijzen op een zware vlucht of een periode van omzwerving, maar in ieder geval op een storing in het groeiproces. Een zogenaamde werkpen behoeft dus niet altijd positief te zijn.
Positieve eigenschappen van pluim en staart zijn:
- regelmatige, vernieuwde staartpennen;
- in gesloten toestand smal als één veer;
- uitgeruid met 12 pennen;
- onbeschadigd en niet getekend;
- inplant rijkelijk met pluimen bedekt;
- overige delen van het lichaam moeten rijkelijk bedekt zijn met zachte pluimage. Goed gesloten, glanzend en glad.
Negatieve eigenschappen van pluim en staart zijn:
- onregelmatige, oude pennen;
- te breed in gesloten toestand;
- uitgeruid minder dan 12 pennen;
- beschadigd en getekend;
- inplant dun met pluimen bedekt;
- overige delen van het lichaam hebben een te dun pluimenpakket, stug, rul, niet glanzend en glad.
Onderdeel 3 betreft rug, lendenen en bovenstuit.
Positieve eigenschappen van rug, lendenen en bovenstuit:
- De rug, lendenen en bovenstuit geven een stevige indruk, kunnen enige druk weerstaan en zijn naar evenredigheid van grootte van het lichaam van de duif ontwikkeld.
- De rug is breed en voelt samen met de lendenen vol aan. Beide gaan samen met de bovenstuit geleidelijk over naar de staart.
- Een enigszins holle, soepele rug is toegestaan.
- De bovenstuit moet goed gevuld zijn.
Negatieve eigenschappen van rug, lendenen en bovenstuit:
- Een zwakke, te bolle, te holle of te smalle rug.
- Niet goed gevulde bovenstuit.
Onderdeel 4: Onderbouw, evenwicht, spieren, borstbeenkam, stuitbeentjes.
Postieve eigenschappen
- Het borstbeen loopt glooiend tot aan de stuitbeentjes weg en is tevens stevig.
- De twee stuitbeentjes voelen stevig aan, zijn symmetrisch en goed gesloten ten opzichte van elkaar. Bij een duivin mag enige ruimte aanwezig zijn.
- De duif voelt evenwichtig aan zonder voorover te hellen.
- De spieren zijn duidelijk voelbaar, er moet "leven" in zitten.
- De grote spierbundel loopt tot het einde van het borstbeen door.
- De spieren zijn gezwollen.
- De poten hebben een frisse, roodachtige kleur, geen veren aan loopbeen en tenen, geen misvormde tenen en nagels.
Negatieve eigenschappen:
- Zwak geraamte.
- Borstbeen te grof, te diep, te plat, krom, ingedeukt of anderszins beschadigd.
- Te schrale of te vette duif, spieren bijna niet waarneembaar, tekenen van slijtage.
- Te slappe of ongelijke of misvormde stuitbeentjes.
- Kromme poten, te hoog op de poten staand, misvormde tenen, afgebroken of te lang doorgegroeide nagels.
Onderdeel 5 bestaat weer uit 2 delen: Indruk en conditie
Positieve eigenschap van indruk:
- De duif straalt levenskracht, elegantie en kwaliteit uit.
Negatieve eigenschap van indruk:
- Sporen van kruisingen met andere soorten duiven, die eventueel de eigenschappen van de postduif schaden.
Positieve eigenschap van conditie:
- De duif heeft vliegconditie. Duidelijke kenmerken: warm en vettig aanvoelen, schoon van lijf en ledematen, vrij van ongedierte, poeder op de pluimen, strak in de veren (vooral ook rond de kop), witte neusdoppen, glanzende ogen, schone poten.
Negatieve eigenschap van conditie:
Niet voldoen aan enige van bovenstaande kenmerken, waardoor de conditie niet optimaal of zelfs slecht is.
De puntenwaardering
De onderdelen 1a en 1b, respectievelijk kop en oog, moeten apart beoordeeld worden met de cijfers 17, 17,5, 18, 18,5 of 19. Een beoordeling met 19 punten moet een uitzondering zijn en ¼ punten zijn niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor de onderdelen 5a indruk en 5b conditie. De gemiddelden van 1a+1b en 5a+5b worden vervolgens in de laatste kolom ingevuld.
De onderdelen 2, 3 en 4 worden beoordeeld met een cijfer van 17 t/m 18,5. Indien kleine afwijkingen geconstateerd worden, kan een 0,25 punt afgetrokken worden. Als cijfer in de laatste kolom van de label kunt u de volgende waarderingen aantreffen: 17 = slecht 17,5 = onvoldoende 18 = voldoende 18,5 = goed 19 = uitmuntend. Gradatie van 0,25 en 0,75 liggen tussen laatstgenoemde waarderingen.
Uit bovenstaande blijkt dat eindcijfers kunnen en mogen variëren van 85 tot en met 93 punten. Dit is van toepassing voor oude en jarige duiven. Jonge duiven kunnen als eindcijfer maximaal 92,5 punten halen.
Conclusie
Een duif die op een onderdeel gewaardeerd wordt met 18 punten heeft dus een voldoende. Het behalen van 18 punten is niet vanzelfsprekend. Een fout bij een bepaald onderdeel geeft al minder dan 18 punten, bijvoorbeeld 17,75 of minder. Helaas kom je tijdens het keuren nogal wat fouten tegen die dan een onvoldoende of minder opleveren. Daarom bestaat de mogelijkheid om een opmerking onderaan de label te maken zoals bijvoorbeeld ‘krom borstbeen' of ‘oude staartpennen'. Alleen waarneembare fouten of afwijkingen kunnen omschreven worden. Waarzeggerij is niet toegestaan.
Prijsbepaling
Wanneer meerdere duiven een gelijk aantal punten behalen en in aanmerking komen voor een prijs, dan wordt de uiteindelijke klassering via een eindvergelijking bepaald. Het hoogste aantal punten voor indruk en conditie is hierbij beslissend.
Bij prijsbeoordeling van groepen duiven (bijv. viertallen) worden de individuele punten opgeteld en dat totaal is beslissend voor de volgorde. Bij gelijke totalen is de collectie als eenheid beslissend.
Indien de mooiste duif uit meerdere klassen moet worden bepaald, is de duif met het hoogste aantal punten winnaar. Bij gelijke puntenaantallen beslist de keurmeester na herkeuring.
Wij hopen u met deze informatie als Nederlandse Groep van Keurmeesters van Postduiven enige informatie te hebben verstrekt, waardoor u in staat bent de juiste duiven op tentoonstellingen in te zetten. Wij zijn er van overtuigd dat een en ander kan bijdragen tot verbetering van het niveau van de tentoonstellingsduif.
Bron: www.npo.nl
Groetjes Gert Jan Beute
|