Ik heb vandaag lang getwijfeld of ik wel een stukje zou gaan schrijven, want wie leest zoiets? Je kunt wel grote idealen hebben, maar zit daar iemand op te wachten? Ik denk het niet, want er is nog nooit iemand geweest, die de duivensport is binnen gegaan, met de gedachte: kom, ik ga is fijn idealistisch met duiven spelen.
Ik zelf ook niet trouwens. Ikzelf ‘koos’ voor de duivensport vanwege een hele praktische reden. Het was mijn oudste broer die me vroeg zijn duiven te verzorgen, omdat hij op vakantie ging met een vriend. Hij ging de kant uit van Spanje.
Op een of andere manier ben ook ik besmet geraakt met het duivenvirus. Ik was ongeveer 12 of 13 jaar toen mijn duivenbroeder naar Spanje vertrok voor enkele weken plezier met de meiden. Ik heb met plezier zijn duiven verzorgd. Enkele jaren later ben ik zelf van start gegaan met een ‘hokkie’ zo groot als een postzegel. Wat trouwens, door diezelfde broer, in elkaar is gezaagd en getimmerd van oude planken-delen.
Zoals, ik al zei: ik had grote en sterke twijfels over mijn schrijverij. En daarom heb ik het ‘roer’ maar honderdtachtig graden omgegooid. Ik ben terug gegaan naar mijn basis. Ik stel me vanaf nu steeds de vraag of ik wel de juiste koers weet te houden. Dat heb ik met mezelf afgesproken. Of ik me daar altijd aan ga houden, dat weet ik niet, maar ik hoop van wel. Eerlijk gezegd.
Terwijl ik dit schrijf, moet ik aan iemand denken, die me na aan het hart ligt. Eigenlijk moet ik zeggen: Lag. Want hij is al jaren geleden overleden. Zijn naam of initialen luidde: T.v.L. Deze jongeman, was een virtuoos met duiven. Hij kon als geen ander – voor een ander – die duif aanwijzen, die precies in dat weekend goed zou presteren. Hoe, deed hij dat nog elke keer weer. Ik heb zo mijn vermoedens...
Ik denk, zoveel jaren, na dato, dat deze bijzondere duivenmelker, een talent had die op zichzelf heel ongewoon was. Voor die tijd zeker. Tegenwoordig zijn er meer melkers die behept zijn met dit talent. Het talent waar over ik hier spreek zat in zijn neus! Hij kon – dat is mijn idee – de goede duiven met zijn neus aanwijzen. Hij keek op zijn gemak – dus niet effe snel – je duivenhok rond en zei dan: die, daar, die blauwe of die bonte, die gaat het zaterdag vanaf Noyon goed doen. En 7 keer van de 10 had hij gelijk. Tuurlijk, ook mijn duivenvriend van weleer, zag het wel eens een keertje verkeerd. Maar, dan was hij meestal verkouden of zo.
Mijn praktische verklaring voor de kampioenen onder de duivenmelkers is dat die kunnen ‘ruiken’ aan een duif of kolonie of het goed zit of niet.
Ben ik nu van mijn twijfels af? Zo te lezen en te voelen niet. Want, het zal voor velen onder jullie nog lang niet praktisch genoeg zijn. Ik bedoel, mijn bewering, dat een goeie duif anders ruikt dan een mindere vlieger. En dat sommige onder ons dat kunnen ‘ruiken.’
Maar ja, de volgende beter, zal ik maar denken. Prettige dag verder.
Rob van Hove
|