Vele wegen leiden naar Rome, da‘s waar, maar nog veel meer wegen leiden er helemaal niet naartoe. De tijd dat sporters tijdens de winter de teugels konden laten vieren is lang voorbij en komt nooit meer terug. Het is zaak het gehele jaar door de conditie meer dan degelijk te onderhouden en dat kan niet als je je vogels gemakshalve een paar maanden in de volière wil houden na het vliegseizoen. Dat is dan misschien wel makkelijk maar makkelijk en goed gaan zeer zelden samen.
We zitten volop in de ruiperiode
En dat is na een zwaar seizoen voor vele duiven een “lastig” karwei. Volgen de duiven de gewone gang van zaken zijn ze al kwetsbaarder dan ze dat anders zijn. Zijn ze bovendien nog verduisterd en nadien bijgelicht geweest is dat nog een ander verhaal. De rui verloopt dan veel sneller en intensiever. Met die dieren is het dubbel opletten geblazen want dat stelt bijzonder hoge eisen aan het organisme van de duif. We zullen ze dan ook van die voedingsstoffen moeten voorzien die de duiven nodig hebben om hun verenkleed zo optimaal mogelijk te vernieuwen. Elk mankement hierin legt een hypotheek op hun verdere toekomst als vliegduif. Dat zou zonde zijn, zeker als het bovendien te voorkomen was.
De samenstelling van ruivoer
Van belang is zondermeer dat een ruivoer, net zoals elk ander voer trouwens, in de juiste verhoudingen samengesteld is. Het is daarin helemaal niet van belang hoeveel soorten granen, zaden en peulvruchten er in een mengeling aanwezig zijn. Veel belangrijker is de juiste keuze en zijn de onderlinge verhoudingen er van. Die zijn bepalend voor het eiwit-, koolhydraat- en vetgehalte dat aan onze duiven aangeboden wordt
Van het goeie te veel
Er wordt in de praktijk wel eens te letterlijk vertaald dat het duiven in de rui aan niets mag ontbreken. Liefhebbers geven dan van alles en nog wat. Te veel is echter te veel en in de meeste gevallen zelfs nog een pak slechter dan te weinig!
Voedingswaarde
Mengelingen met een hoog energiegehalte bevatten niet altijd per definitie het juiste eiwitgehalte. Eiwitten leveren de aminozuren, welke dan weer de bouwstoffen leveren die nodig zijn voor de opbouw van het lichaam. Niet het ruwe eiwitgehalte is van belang, wel het opneembare eiwitgehalte. Alleen daar heeft de duif wat aan.
Ruw en benutbaar eiwit
Het ruwe eiwitgehalte van een mengeling is waarmee het duivenorganisme het moet stellen. Dat vraagt nogal wat inspanning van de inwendige fabriekje om de aanvoer van het ruwe eiwit te verwerken. Een deel er van wordt opgenomen, een ander deel moet gewoon door het lichaam verwerkt worden maar behoudens “werk” om het te verwerken heeft de duif er helemaal niets aan. Dat verdwijnt via krabber en blik de emmer in. Verloren energie dus. Extra nadeel bovendien want door de hoge mestproductie komt er veel ammoniak vrij op de hokken. Niet bevorderlijk voor de gezondheid ademhalingswegen.
Een voorbeeld
Nemen we een voer waarin veel erwten en maïs verwerkt werden. Dat geeft ons een mengeling met een hoog koolhydraatgehalte door de maïs en een relatief hoog ruw eiwitgehalte door de vele erwten en peulen. Het voordeel is dat het een goedkoop voer zal zijn al weegt dat helemaal niet op tegenover de nadelen. Het opneembaar eiwitgehalte van die erwten en peulen bedraagt met veel moeite amper 30 percent. Dat betekent meteen ook 70 percent “afval”. Twee op drie erwten die onze duif verorbert komen er dus achteraan gewoon terug uit.
Van zo’n mengeling zal voor wat haar dagelijkse hoeveelheid voer betreft, ondanks het hoge ruwe eiwitgehalte, onze duif toch niet eens op kunnen nemen wat ze eigenlijk nodig heeft aan benutbaar eiwit om in haar dagelijkse behoefte tijdens de rui te kunnen voorzien.
Keuzes maken
De keuze van de granen en zaden is in die mate bepalend dat we niet alleen moeten zorgen voor een voldoende hoog ruw eiwitgehalte, maar we bovendien die granen en zaden gebruiken waarvan een groot gedeelte van de eiwitten effectief ook opneembaar zijn voor onze duiven.
Een duif eet zowat dertig gram per dag. Om met die 30 gram aan bijvoorbeeld 2,2 gr benutbare eiwitten te komen zullen we dus de verhoudingen ruw en benutbaar eiwit goed op elkaar moeten afstemmen.
Nemen we drie mengelingen als voorbeeld:
In bovenstaande tabel merken we in mengeling 1 de verkeerde verhoudingen ruw - benutbaar eiwit. Met goed 26 gram voer is de eiwitbehoefte gedekt. Aan 26 gram voer echter heeft de duif niet genoeg. Meer voer opnemen zal o.a. een overschot aan eiwitten betekenen. Te veel eiwitten betekent stofwisselingsstoornissen. De duiven krijgen blauwe spieren door een te hoge ammoniakproductie, de donsrui stopt en de conditie zakt zienderogen.
Mengeling 2 zit wat hoeveelheid voer en benutbaar eiwit betreft zowat goed. Onze duif kan dagelijks netjes haar benodigde hoeveelheid voer verorberen. Ze lijdt geen honger, er zijn geen tekorten noch overschotten in de eiwittoevoer. Minder belasting van de organen maar ook een positieve noot voor wat betreft het hokmilieu. Minder mestproductie waardoor minder ammoniak in de hokken aanwezig
Mengeling 3 bevat wel een hoog eiwitgehalte maar door het feit dat daarvan maar 30 percent opneembaar is voor de duif zou ze dagdagelijks dik 45 grammen voer moeten verorberen om in haar eiwitbehoefte te kunnen voorzien. Veel te veel dus en al zeker door het feit dat duiven in de rui niet echt veel vliegen om dan nog maar te zwijgen over opgesloten duiven. Het gevolg is dat die duiven binnen de kortste keren veel te vet worden en te vette duiven kunnen conditioneel nooit top zitten. Dat vet stapelt zich op in de spieren en rond de ingewanden waardoor het organisme niet echt vlotjes en rendabel functioneert. De rui zal stagneren met als gevolg veel oude dons nog op de duiven na een tijdje en een kwaliteit van de nieuwe veren die veel te wensen over laat.
Foute boel dus al nog ver voor de start van het nieuwe seizoen. Ondanks (te)veel voer zijn de duiven toch ook steeds “op zoek”.
Toch nog opletten
Zitten we dan al goed voor wat het opneembaar eiwit, de benodigde energie en de hoeveelheid voer is er nog een belangrijk punt waar ons voer zal moeten aan voldoen. Eiwitten bestaan zoals u weet uit aminozuren. Dat zijn de bouwstoffen van die eiwitten. Nu is het zo dat er verschillende aminozuren zijn met elk wel hun specifieke eigenschappen. We hebben de essentiële welke onze duiven niet zelf aan kunnen maken en we dus via het voer zullen moeten voorzien. Van daaruit zal onder bepaalde voorwaarden onze duif de niet essentiële zelf kunnen aanmaken.
Keratine
Veren bestaan hoofdzakelijk uit Keratine. Keratine is een eiwit en eiwitten bestaan dan weer uit aminozuren waarin in dit geval de zwavelhoudende aminozuren een hoofdrol spelen. We zullen dus die granen en zaden moeten gebruiken met een zo hoog mogelijk gehalte aan die zwavelhoudende aminozuren.
Uitzonderingen
Hoe nauwkeurig een mengeling ook samengesteld is zal ze maar zeer zelden kunnen voldoen aan de noden van duiven die bijvoorbeeld bijgelicht werden. De rui verloopt bij die dieren zo snel dat een verhoogde aanvoer van essentiële aminozuren onontbeerlijk is om een perfecte kwaliteit van de veren te garanderen. Dat kan omgelost worden door toevoeging van een volwaardig aminozurencomplex. Noteer dat aminozuren niet in het lichaam opgeslagen kunnen worden en je die dus dagelijks aan zal moeten vullen. Zorg eveneens voor een waardevol mineralen en sporenelementen mengsel. Uw duiven zullen u dankbaar zijn!
Onnatuurlijk duiven houden, buiten de lijntjes kleuren, het heeft zo zijn consequenties...
Vervolg
In een volgende bijdrage hebben we het over hoe we van de ruiperiode probleemloos over kunnen schakelen op een perfect uitgebalanceerd winterregime. Waar we de rui nog een beetje kunnen interpreteren als een herstel van het vorige vliegseizoen is goed de winter door komen een absolute noodzaak voor een goede aanloop naar het volgende kweek en/of vliegseizoen toe.
Inderdaad, de tijd dat sporters tijdens de winter de teugels konden laten vieren is lang voorbij en komt nooit meer terug.
|