Het is weer zondag. Dus tijd voor mijn stukkie, maar voordat ik begin wil ik heel iets anders zeggen. Er zijn mensen die op dit moment heel veel verdriet hebben om het verlies van hun dierbare. Tegen die mensen – met al hun pijn en verdriet – zou ik willen zeggen: schrijf het van je af... Pak een blanco stukje papier en een pen. Schrijf dan alle pluspunten van je dierbare onder elkaar en hang of plak die op een plek, waar hij of zij graag kwam of zat.
En als je de overledenen een eigen plekje in je hart wilt geven, plaats er dan een kaarsje bij het lijstje en sluit dan je ogen en dank: je man of vrouw, je moeder of vader, je broer of zus, je vriendin of vriend, je buurman of buurvrouw, of wie het ook moge zijn, voor al die fijne momenten, maar ook voor al het lief en leed wat jullie samen hebben gedeeld. Je zult zien dan je daarna de kracht weer terugkrijgt om door te gaan.
Ik heb getwijfeld of ik het zou schrijven of niet, maar ik weet uit eigen ervaring, wat het is om jarenlang verdriet te hebben over personen die niet meer letterlijk naast je staan in het leven. Het missen van een vriend, vader, kortom een dierbare, kan je leven enorm overhoop gooien.
Persoonlijk heeft het me vele jaren mijn nachtrust gekost. Jammer, want nu ik zoveel jaren ouder ben weet ik dat rouwen, heel anders en – volgens mij – ook beter kan. Over hoe anders en beter rouwen om onze dierbare, schrijf ik wellicht is een andere zondag.
En nu ga ik eerst mijn gevleugelde vrienden binnenroepen. Ben zo terug!
Zo, da’s gebeurd. Ik heb een koppie brandnetelthee naast me staan voor de juiste hemoglobine-gehalte en een waxinelichtje voor mijn dierbare vriend. Degene waar ik vorige week over had verteld, dat hij goede duiven kon ruiken – denk ik – want hij kon de ‘weekendwinnaars’ op andere hokken, met zijn neus aanwijzen. Behalve, als hij verkouden was, dan effe niet.
Mijn dierbare jeugdvriend was een ware liefhebber, die ook nog is goed kon meekomen bij ons in Leiden. In die tijd, en dan speek ik van een jaar of vijfentwintig geleden, hadden we nog een leuk aantal melkers bij ons in de stad. Ik dacht zo te herinneren…. Tussen de 250 en 300 ‘vliegende’ hokken. Dat zijn er nu – met veel pijn en moeite nog maar zoiets van, pak ‘m beet: 30 melkers…? Ik weet het niet precies.
Nu, ik toch weer met veel Liefde aan mijn jeugdvriend mag terugdenken. Komt ineens de gedachte bij me op om hem te vragen of hij iets kan vertellen over hoe hij – vanaf de andere kant – naar de duiven en de sport aankijkt. Zal ik dat doen of vinden jullie dat eng of zo. Ik zelf heb er niet zoveel moeite mee, maar dat ben ik. Als jij het eng of raar vind moet je misschien iets anders gaan doen. Stofzuigen, was opvouwen, dat soort dingen. Ik hoef dat niet meer te doen. Ik heb de ‘was’ net al gedaan. Voordat ik begon met dit stukkie. Kijk maar, wat je doet….
Weet je wat? Luister gewoon effe mee. Ik stel Theun (hij heette anders hoor) gewoon een vraag. En dan schrijf ik het antwoord voor mezelf en de eventuele overgebleven lezers op. Oké…?
Gaat 'ie: ‘Theun, kun jij me – vanaf jouw kant gezien – is uitleggen ‘hoe’ een duif naar zijn baasje kijkt?’ Nou, Rob dat wil ik je heel graag vertellen, want er wordt wat aangeklooid daar bij jullie, ongelooflijk, allemaal.
‘Je trekt nogal van leer; zo ken ik je niet van vroeger...’ Ja, Rob de tijden veranderen. Alleen lijkt het of jullie melkers ‘stil’ zijn blijven staan, ongelooflijk, wat missen jullie een kansen om die duivensport te veranderen en te verbeteren. Zonde hoor!
‘Zonde, zeg je zelfs….’ Tuurlijk, het is toch een zonde van de bovenste plank, als je ziet hoe jullie met die pluizebolletjes omgaan.
‘Is dat zo…?’ Dat moet jij nodig zeggen...
‘Hoezo…?’ Wil je dat écht weten?
‘Uhhh….’ Kijk, zo gaat het nu altijd met die schijnmelkers….
‘Oeps... Theun, we waren toch vrienden…?’ Ja, waren? Ik bedoel, we zijn nog steeds vrienden; échte... en daarom vertel ik je mijn waarheid.
‘Ga dan maar door met je relaas. Ik luister en huiver….’ Ik heb nu niet meer zoveel inspiratie, maar ik kan je elke zondag effe bijpraten, als je dat wilt?
‘Lijkt me een strak plan.’ Doen we! Maar laat ik je alvast dit vertellen: wat jij doet met die twee ‘krijgertjes’, dat slaat helemaal nergens op. Die 2 hebben puik gepresteerd en wat doe jij? Jij wilt ze volgend jaar al gaan spelen….
‘Kan dat niet dan?’ Het kan wel; alles kan, maar is het ook goed. Kijk, die 2 asduiven op de grote fond, die hebben de tijd nodig om te wennen aan de nieuwe baas. En wat wil jij; even snel (over)wennen en dan de baan opsturen. Dat is een grote vergissing!!!
‘Kun je dan in het kort vertellen, wat ik dan wel moet doen.’ Ga je weer!!!!’ In het kort’, zeg je. En daar zit nu juist de kneep. Je kunt beter de tijd zijn werk laten doen. Ennuh….
‘Ja, en???’ Het is maar een detail hoor, maar ik raad je aan om iets blauws aan te trekken. Het liefst iets wat dichtbij de kleur: staalblauw komt.
‘Iets blauws, zeg je Theun, iets dat dichtbij de kleur staalblauw komt?’ Ja!
‘Waarom?’ Vertel ik je de volgende zondag. Goed?
‘Graag en tot volgende week!’
En, beste lezer. Viel het mee. Dit “gesprek” tussen twee bevriende melkers?
Prettige zondag!
|