Verleden keer had ik het over kuddegeest bij duiven. Met die duiven echter spelen we wedstrijden, die worden gezamenlijk gelost, willen van natuur bij elkaar blijven, maar dat kan nu eenmaal niet. Ze hebben immers talloze verschillende bestemmingen. Ze moeten derhalve zelfvertrouwen hebben om alleen te vliegen en het vermogen om de meest rechte lijn naar huis te kiezen.
Even snel
Ik meen immers dat duivenvluchten geen snelheidswedstrijden zijn maar oriëntering wedstrijden. Met snel(ler) vliegen hebben die weinig te maken. Dat is anders dan bijvoorbeeld bij wielrenners, paarden of atleten. Die leggen op hetzelfde tijdstip hetzelfde parkoers af. Of men moet zo onnozel zijn te veronderstellen dat als de winnaar 1.500 mpm maakt, de 100e prijswinnaar 1.400 mpm en de laatste prijswinnaar 1.200 mpm dat ook de snelheden zijn die de duiven maakten. Dat de laatste prijswinnaar dus elke minuut 300 (!) meter trager vloog dan de winnaar. Dat dat kul is snapt zelfs een vrouw. Mijn idee is dat alle gezonde duiven op afstanden tot 300 a 400 kilometer dezelfde snelheid ontwikkelen als ze onder dezelfde omstandigheden vliegen. ‘Ja maar’ zult U misschien opwerpen, ’ooit had ik een duif die 10 minuten vooruit vloog’. Dat kan. Zulke heb ik ook gehad. Dat was dan steeds met wind mee, met wind tegen gebeurt dat niet. En hoe komt dat? Omdat ze op een andere hoogte vlogen dan de andere duiven. Een hoogte waar ze de wind meer mee hadden. En dat zijn niet ‘dezelfde omstandigheden’. Weerkundigen weten hoezeer de windsnelheden op verschillende hoogten kunnen verschillen. Waarom je die voorsprongzeges niet ziet met wind tegen? Dan vliegen duiven WEL onder dezelfde omstandigheden; allemaal even laag.
Overnacht
In Nederland zie je bij overnachtvluchten soms ook verschillen van 200 mpm bij de eerste duiven. Die krijg je weer omdat sprake was van verschillende omstandigheden. De ene duif gaat in de vroege avond zitten, de ander vliegt een stuk in het donker door; de ene duif kiest een koers over vlak land, de andere gaat over heuvels en dalen.
Opnieuw even snel
Ik woon pal op de grens en daar zie je op vliegdagen enorm veel Nederlandse duiven over komen, zeker als die korter bij (in Belgie) gelost zijn. Die horen niet meer bij elkaar tenzij ze thuis zouden horen op EEN hok of als de thuishokken in elkanders verlengde zouden liggen. Het gros van die duiven zit dus verkeerd. Ze vliegen samen vanwege de aangeboren kuddegeest. Met oude duiven zie je dat veel minder omdat die minder kuddedier werden. En over sneller vliegen gesproken: Nog nooit zag ik een duif zich los spurten van de rest. Wel zag ik er afhaken en dat is te verklaren. Ik sprak immers over GEZONDE duiven onder dezelfde omstandigheden. De duiven die afhaken zijn gewoon minder gezond.
Orienteren
De betere duiven zijn die die zich van nature beter oriënteren. Welke dat zijn heb je soms snel gezien. Soms al op de eerste jonge duivenvluchten of nog eerder. Zo had Nederlandse Kees Hanegraaf uit Hank ooit een wonderduif. De eerste de beste vlucht won die in de voorvlucht als jonge duif met wind mee een 1e prijs tegen 8.000 duiven als eerstgetekende van een vlucht van amper 70 kilometer. Later won die de 8e van Nationaal Orleans tegen 25.886 duiven maar nu met wind tegen. Op mijn vraag wat hij in die duif gezien had om hem de eerste vlucht al eerstgetekende te zetten kreeg ik als antwoord dat die duif van lapvluchtjes de rest al vooruit was.
Op eigen hok
Mogelijk de beste duif die ik ooit had was ‘De Blauwe van 88’. De eerste prijsvlucht won die de 1e prijs met bijna een minuut voorsprong tegen meer dan 1.000 jonge duiven aan 1.700 mpm. En op vitesse een minuut vooruit vliegen is veel. ‘Dat wordt hem’ zei ik tegen sportgenoten. Die lachten me vierkant uit. ‘Omdat die met wind mee een 1e won van zo’n kort vluchtje?’ ‘Daarom ja’, dacht ik maar zei het niet. Ik ‘lig’ zuid oost, de wind was die dag (voor duiven die nooit samen gelost waren) zuidoost dus werd alles westwaarts afgedreven. Behalve die duif dus. Die had zich als enige los gemaakt wat getuigde van goede aangeboren eigenschappen als zelfvertrouwen en orienteren. Ongeveer hetzelfde maakte ik, ook weer lang geleden, mee in 1991. Twee nestmaten, de 033 en de 034, hielden elkaar de eerste vlucht die ze als jonge duif te verwerken kregen (amper 70 kilometer) af van de zege met wind mee tegen meer dan 1.000 duiven. Twee maanden later zouden ze de eerste serie 2 Nationaal Orleans winnen. Nu met wind tegen. Die hadden het!
Later
Later gingen beide jammerlijk verloren maar van de 033 stamde mijn 145 en van hem stamden weer diverse nationale asduiven en winnaars en andere goede. Ook in Belgie (afgelopen jaar nog bij Pattrick Rubens en R Ceusters). Eerder bij Jespers van der Wegen, Vanlint, B van Oeckel enzovoorts.
Leuris
En dan is er wijlen Jos Leuris uit Ulicoten. De duif waar veel van zijn superieure vliegers van afstamden had nooit prijs gewonnen om de simpele reden dat die nooit werd gespeeld. Bij het opleren (zelfs van 10 kilometer) en van leerdrachten arriveerde die telkens voor de rest uit. Jos schrok er zo van dat die duif meteen naar het kweekhok werd getransfereerd, volgens Jos het verstandigste dat hij ooit deed.
Wat ik wil zeggen is dit. Winnen door beter oriënteren zit ook in het bloed/de genen. ‘Mijn man heeft de snelste duiven van de wereld’ hoorde ik ooit een vrouw zeggen. Zelden zo’n domme opmerking gehoord en ik heb al wat domme opmerkingen gehoord. Dat ze welgeschapen was en o zo blond zal wel toeval zijn. Natuurlijk kunnen duiven wel harder vliegen dan ze normaal doen, zie maar eens als er een roofvogel achter zit, maar ze doen het niet. Op hun thuisreis van een vlucht ‘weten’ ze niet dat ze met een ‘snelheidswedstrijd’ bezig zijn. En die ‘snelle vleugel’ dan waarover sommige Duitsers het hebben? Snel vergeten. Rest de vraag of wij als melker soms iets kunnen doen prestaties naar een hoger niveau te tillen door de kuddegeest af te zwakken en het vertrouwen te vergroten. Ik meen van wel.
|