Je zou toch de pech hebben dat je je doffers al vanaf begin april op weduwschap hebt staan, in je hoofd een flitsende start en dan letterlijk op zo'n koude douche getrakteerd worden. Dan valt het niet mee te blijven lachen.
Maar misschien is het tij gekeerd als dit krantje bij u in de brievenbus glijdt! 0f hebt u toevallig zo'n heerlijke centrale verwarmingsbuis door uw hok lopen? Daar kun je in het begin vreselijk veel lol van hebben. Dan ben je niet zo afhankelijk van het weer. Het valt dan ook vaak op dat mensen, die vooral in het begin van het seizoen de pannen van het dak vliegen, zo'n verwarmingspijpje of zelfs een radiator in hun hokken hebben.
De relatieve vochtigheidsgraad gaat omlaag, de kou wordt uit je hok verbannen en je bent in staat temperatuurschommelingen op je hok in de hand te houden. Ondanks al deze voordelen ben ik toch een tegenstander van een kunstmatige verwarmingsbron op het hok. Het is één van die hulpmiddelen om een duif "kunstmatig" gezond te houden of in vorm te brengen.
Ik heb zelf een paar jaar lang een vloerverwarming in mijn weduwnaarshok gehad. Het bleef lekker droog, maar het kostte "handen vol geld". Bovendien was het moeilijker, vond ik, naar een piek in de prestaties van je duiven toe te werken. Die piek moet naar mijn gevoel midden in de zomer liggen. Dan staan de echte mooie vluchten op het programma.
In die tijd zijn de temperaturen wat hoger, de zon laat haar licht aanmerkelijk langer schijnen. De invloed van warmte en licht wordt op je hok duidelijk merkbaar en de duiven komen, als je ze een goede begeleiding geeft, vanzelf in vorm. Zo'n vorm die door omgevingsinvloeden gestimuleerd wordt en dan "vanzelf komt" is vaak een supervorm.
Ik heb het idee dat het moeilijker is naar die supervorm toe te werken als de duiven al een tijd lang in een heerlijk warm en droog milieu vertoefd hebben. Daarom is het naar mijn mening zaak ervoor te zorgen dat je je hok zo inricht, dat de invloed van warmte en licht optimaal tot hun recht kunnen komen.
De heer Breman, Genemuiden
In de uiteenzettingen die de heer Breman, een duivenkampioen met een grote K, met betrekking tot hokkenbouw heeft gegeven kunt u waardevolle suggesties halen die toe te passen zijn op het hok. Hij heeft aangegeven hoe je zo handig mogelijk profijt kunt trekken van de in de invloed van de zon.
Zijn ideeën, die ik volledig onderstreep, komen erop,neer dat je licht via het dak in de hokken binnenlaat, dat je er voor zorgt dat je hok onder het plafond goed geïsoleerd is, en dat je de verluchting via schuiven in het plafond kunt regelen.
Hoe zijn ideeën in praktijk worden gebracht, heeft u onlangs in een ander duivenblad kunnen lezen. De vluchten zijn echter al begonnen en een heel hok verbouwen is nu niet meer mogelijk. Maar misschien kunt u nog wèl op de een of andere manier glas in het dak van uw hok brengen en een paar eenvoudige schuiven in uw plafond. Dan kunt u 's nachts in ieder geval uw hok afsluiten om op die manier de warmte vast te houden.
Mocht u deze twee suggesties in praktijk brengen dan hebt u in ieder geval twee van hun belangrijke adviezen uitgevoerd. (Ik schrijf hier met opzet "hun" omdat ook W. van Haaren zijn steentje bijgedragen heeft aan deze hokkenbouwtheorie").
Wij passen onze vliegbokken in ieder geval ook aan, want stel je voor dat het weer zo'n sombere zomer wordt, dan kun je elk streepje zon gebruiken.
De duiven
De duiven hebben allemaal jongen. Het loopt echt fantastisch. Nog geen achterblijvers en spuiters. Keurige mest en prima uitziende ouwelui. Wat dat betreft wordt de schade, opgelopen door het verlies van goede duiven met overwennen, voor een deel naar de achtergrond verdrongen.
Ze krijgen elke dag een beetje gekiemd graan. We hebben beslag weten te leggen op een paar zakken "biologisch-dynamische" gerst en tarwe, vandaar dat ze ook één dag in de week gerst-tarwe-water te drinken krijgen. Verder natuurlijk grit, schelpen, kalk, steen en kippenmineralen. Gist, melkpoeder en algenmeel komen er nog niet aan te pas. Dat wordt geleidelijk aan tijdens de vluchten ingevoerd.
We richten ze, als het redelijk weer is, zelf af en als het goed is gaan ze 19 mei voor het eerst de korf in. Die africhtingen willen we serieus opvatten. Een behoorlijk stuk wegbrengen en na een paar keer één voor één loslaten. We denken dat ze op deze manier meer leren dan door ze gewoon in te korven. Bovendien vermijd je het risico van besmetting in de mand.
Dat betekent echter ook dat we de vitesse- en ook een gedeelte van de midfondvluchten moeten missen (en daar heb ik nu best een klein beetje moeite mee). Het zit er dan ook dik in dat ik de eerstvolgende zaterdagen bij vrienden zal gaan "duiven kijken". Dat is en blijft één van de prachtigste belevenissen in onze hobby.
Afsluiting
Zijn naam is al gevallen. De heer Breman. Een man die zijn sporen al ruimschoots verdiend heeft in ons duivensportgebeuren. Een pionier op velerlei gebied. Hij was één van de eersten die het dubbelweduwschap praktiseerde, heeft heel zinvolle ideeën over hokkenbouw naar de melkers toe uitgedragen, maar is ook een groot voorstander van de natuurlijke begeleidingsmethode.
Binnenkort gaan we een keertje bij deze recht-door-zee liefhebber op bezoek, waarvan we in één van de volgende artikelen verslag zullen doen. Ik denk dat u er veel aan zult hebben en in ieder geval weer aan het denken wordt gezet over onze altijd boeiend blijvende sport. Ik stel me er in ieder geval heel wat van voor.
|