Dit virus staat in de belangstelling sedert circa 2000. Het is een virus dat het immuunsysteem van de duiven aantast. De mate waarin dit gebeurt hangt mede af van het tijdstip waarop de besmetting plaats vindt. Het is makkelijk voor te stellen dat de gevolgen groter zullen zijn als dit in een vroege levensfase van de duif gebeurt. Het hele immuunsysteem is zich dan immers nog aan het ontwikkelen. Als duiven heel vroeg in het leven besmet wordt dan is de kans dat ze zullen sterven aan ziekten die hen normaal weinig of niets doen veel groter. De jongen zullen slecht opgroeien omdat veel energie die normaal voor de opbouw van het lichaam gebruikt worden kan nu zo goed en zo kwaad als maar kan, gebruikt worden voor de afweer tegen de belagers.
Naarmate de aanval van het virus later komt zal het afweersysteem al verder ontwikkeld zijn en zullen de gevolgen beperkter zijn. Maar ook dan is het niet lastig voor te stellen dat de afweer de instrumenten uit de handen geslagen krijgt waarmee andere ziekten moeten worden bestreden. Deze ziekten krijgen dan ook meer kans om zich te manifesteren en de duiven kunnen niet aan hun vorm werken als ze al in de gelegenheid zijn om hun lichaam normaal tot wasdom te laten komen. De reactie op vaccinaties zal bij een infectie met het circovirus dan ook veel matiger zijn dan in de gevallen dat de duiven normaal kunnen opgroeien. Bij een besmetting met het circovirus kunnen de duiven vaak niet effectief reageren op een vaccinatie met het paramixovaccin. Deze duiven bouwen dan onvoldoende weerstand op waardoor er toch verschijnselen van deze ziekte zich kunnen voordoen. Het is dan ook belangrijk om de duiven niet te laat te vaccineren tegen paramyxo en andere virale infecties mede met het oog op het risico van een eerdere besmetting met het circovirus. Zodra er een vaccin tegen dit virus op de markt komt zou het wel eens kunnen zijn dat we ook veel andere ziekten veel makkelijker onder controle zouden kunnen houden. We pakken het kwaad dan immers meer bij de bron aan.
De praktijk
Nu halverwege het jaar is er een allegaartje aan ziekteverschijnselen op het spreekuur te zien. Waar in het begin van het seizoen vooral de luchtweginfecties met slijmvorming te zien waren, zien we nu de gevolgen van de diverse virusinfecties die de duiven onder andere tijdens hun verblijf in de manden oplopen. Natuurlijk zijn er ook nog genoeg hokken waar er alleen sprake is van milde luchtweginfecties die zich met eenvoudige behandelingen laten verhelpen. Maar juist deze maand valt het me op dat het lijkt alsof er meer infecties zijn dan andere jaren die zich moeilijker laten tackelen. Het kan zijn dat het matige voorjaar daar een rol is speelt. Maar ook een toename van de virale infectiedruk zou daarbij wel degelijk een achterliggende oorzaak kunnen zijn.
Wees erop bedacht dat de duiven die goed gepresteerd hebben en van de ene op de andere week nagenoeg van de lijst af gaan ondanks preventieve ontsmetting mogelijk een virusinfectieslachtoffer zijn. Zeker in geval van een besmetting met het herpesvirus hoeven er nagenoeg geen verschijnselen van de luchtwegen te zijn. De oogdruppels kunnen snel doorvallen en ook de slijmvorming en de reacties op de luchtwegen kunnen nagenoeg weg zijn. Er is in die gevallen dan ook meestal geen sprake van vastzittend droog snot. Deze duiven voelen vaak te slap aan en hebben weinig spiertonus. Door de verzwakking van de (milde) virusbesmetting zijn de duiven hopeloos uit vorm geraakt. Rust is in deze gevallen het beste. Dit zien we niet alleen bij milde herpesbesmettingen maar ook bij duiven waarbij in verenigingen het pokkenvirus zijn tol eist. De gevaccineerde duiven worden dan weliswaar niet zichtbaar ziek maar kunnen toch in vorm terugvallen als de bescherming niet (meer) optimaal is.
Virusinfecties reageren niet op antibiotica waardoor menig liefhebber overtuigd raakt dat het medicijn van dierenarts x of y niet goed is. Maar men gaat dan voorbij aan het feit dat antibiotica onwerkzaam zijn bij virusinfecties. Als duiven de virusinfectie zelf voor een groot deel overwonnen hebben en vrijwel alleen nog maar te kampen hebben met de secundaire bacteriële (= bijkomende) infecties dan kunnen ze heel goed reageren op een bepaald medicijn voor de luchtwegen waardoor zo’n medicijn ten onrechte het aureool krijgt te werken bij deze of gene virusinfectie. Is er dus sprake van een virale aandoening dan kan men dus wel antibiotica moeten geven om de secundaire infecties te bestrijden. Hierdoor blijft er voor de duiven immers veelal energie over voor de afweer tegen de virusinfectie.
Zoals gezegd hebben antibiotica nagenoeg geen werking tegen virussen. Dus het geven van antibiotica heeft dan ook alleen maar zin in geval van secundaire infecties die het ziektebeeld verergeren. In alle overige gevallen kan men beter de weerstand van de (jonge) duiven ondersteunen, de dieren rust geven om de dieren te laten uitzieken.
Specifieke virusremmers kunnen hun nut bewijzen bij individuele gevallen waar het dure duiven betreft. Maar ook dan is instant genezing niet te verwachten.
Sambuccca nigra (= vlier) heeft enige faam hoog te houden als natuurlijk middel met antivirale werking. We kunnen zeggen dat het helpt in de goede richting. In ons gamma is het verwerkt in de Bony-Sambuccaplus. Ook de ui wordt in sommige publicaties aanbevolen bij virale infecties. Maar verwacht daar geen resultaten van zoals antibiotica die hebben bij bacteriële infecties. Ondersteuning van de afweer met extra vitamines (anti-oxidanten) en spoorelementen en mineralen is in dit soort van ziektegevallen ook aangewezen. Maar echt succes bij de bestrijding van de virale infecties moet toch vooral komen uit de preventieve vaccinaties.
Daarbij is het natuurlijk van belang dat de vaccins die gebruikt worden naar behoren werken en de ziekte voorkomen of op zijn minst de verspreiding van de virussen helpen indammen. Bij de diverse pokkenentstoffen is dit doorgaans het geval. Ofschoon er ook gevallen gemeld worden van liefhebbers die met ‘het kwastje’ geënt hebben maar desondanks pokken zagen bij enkele duiven. Dit hoeft dan niet te komen doordat de entstof slecht is, maar kan ook komen door een niet goed uitgevoerde enting. Zo loopt de werking sterk terug als bij het uittrekken van de veertjes de ent-plaats gaat bloeden.
Tegen het Adenovirus bestaat geen specifieke duivenentstof. Het gebruikte vaccin voor een Adenovirusbesmetting bij kippen kent net zo veel teleurstellingen als ‘successen’. Het is dan ook de vraag of de successen niet door het toeval tot stand zijn gekomen. Lange tijd was er in het westen geen vaccin tegen het herpesvirus beschikbaar. Het is te hopen dat het vaccin dat nu ter beschikking komt zijn werking goed doet. Het dient om effectief te zijn twee maal gevaccineerd te worden.
Tot nu toe waren de herpesvirusvaccins niet in staat om de verspreiding van het virus in te dammen. De praktijk zal moeten leren of dit vaccin daar wel in slaagt. Maar voorlopig zullen we maar zeggen dat in het land der blinden eenoog koning is. Voor preventie van uitbraken van het paramyxovirus zijn meerdere vaccins beschikbaar. Ieder land kent zijn eigen vaccins die zijn toegelaten voor de vaccinatie. Het betreft dode vaccins op basis van duiven of kippenstammen. Al dan niet op waterige of oliebasis. De vaccins op oliebasis geven doorgaans meer weefselreactie (entknobbels) dan de vaccins op waterbasis.
Als met al kunnen we stellen dat er nog al wat virale problemen zijn die onze duiven (meer en meer?) lijken te bedreigen. De kans dat het Circovirus hierin een belangrijke rol steelt is niet uit te sluiten. Deze ontwikkeling maakt het nemen van preventieve maatregelen waardoor de weerstand van de duiven op een hoger plan komt meer en meer noodzakelijk.
De tijd dat we met medicijnpotjes kwalen kunnen indammen zou wel eens achter ons kunnen gaan liggen. Zeker nu de duivensport tot topsport evalueert. We dienen er op toe te zien voor onszelf maar ook voor onze sportcollega’s dat we gezonde dieren aan de start brengen. Mismanagement op de duivenhokken zou niet meer mogen worden verbloemd door (onnodige) antibiotciagiften. Het gebruik van antibiotica zou beperkt moeten kunnen blijven tot die gevallen waarbij de duiven duidelijk ziek zijn.
Praktijkonderzoek wijst meer en meer uit dat door verhoging van de natuurlijke weerstand bij de duiven, jongen tot aan de tijd dat ze in de mand komen zonder medicijnen opgetrokken kunnen worden. Bij diverse fondhokken waarbij de duiven zelf zijn opgeleerd was het mogelijk de jongen het eerste jaar geen medicijnen te verstrekken en ze toch tot prachtige jaarlingen zien uit te groeien. Het probleem zit hem in de manden. De duiven beginnen op diverse hokken schoon aan het seizoen omdat de betreffende liefhebbers hun verantwoordelijkheid nemen om daar voor te zorgen zoveel als ze kunnen.
Desondanks is de praktijksituatie niet anders dan dat ook deze duiven na een aantal weken tegen mandinfecties kunnen oplopen doordat er door sommige anderen nonchalant met de gezondheid wordt omgesprongen. Dit mismanagement op sommige hokken maakt dat we op deze manier met zijn allen vast blijven zitten aan in sommige opzichten onnodig medicijngebruik. De diverse overheden in Europa staan een beleid voor dat antibioticagebruik drastisch wordt teruggedrongen. Ook in het licht van dit beleid zou het goed zijn als we in de duivensport onze blik meer zouden richten op de preventie middels vaccinatie en weerstandsverhoging dan in het blussen van branden met antibiotica. Kortom: investeren in gezondheid en niet in ziekte.
Succes
|