Duiven zijn bijzondere dieren. Ze geven ons niet alleen eieren en vlees voor de consumptie, maar stellen ons tevens in staat gebruik te maken van hun uitstekende oriëntatievermogen. Vroeger werd hier handig gebruik van gemaakt voor het overbrengen van berichten over lange afstanden. Daarna heeft men de duif zodanig weten te conditioneren dat er uitstekend wedstrijden mee kunnen worden gespeeld.
Het ingrijpen van de mens in het veranderde gebruik van de duif legt de mens een bijzondere verplichting op. Hij dient de duif niet alleen te voorzien van het nodige voer, hij moet de duif ook zodanig voorbereiden dat deze de haar opgelegde taak, het overbruggen van afstanden, op redelijke wijze kan uitvoeren. Anders gezegd.
De verwachtingen die een duivenliefhebber aan zijn duiven mag stellen zijn gelijk aan de verzorging die hij aan zijn duiven geeft.
Stelt men dus aan een duif uiterste eisen, dan stelt men dezelfde eisen aan zichzelf. Oorzaak is hier immers gevolg. Dit gegeven betekent dat in de basis de duivenliefhebber verantwoordelijk is voor de prestaties van de duif. Aan hem dus de taak om de duiven wedstrijdklaar te maken dat ze in ieder geval redelijk in staat is de door de liefhebber opgelegde afstand te overbruggen. Hiervoor zijn een aantal voorwaarden van belang:
1. De duif moet geschikt zijn om die afstand te kunnen overbruggen. 2. De duif moet goed voorbereid zijn om die afstand te kunnen overbruggen. 3. De duif moet gezond zijn die afstand te overbruggen.
De meeste duiven zijn tegenwoordig kwalitatief in staat een redelijk opgelegde afstand af te leggen. Selectie door de tijd heen heeft een redelijke wedstrijdduif opgeleverd. Ook is iedere liefhebber zich er inmiddels van bewust dat goed opleren van jonge duiven een belangrijke factor is om verlies tegen te gaan. Als aan voorwaarden 1 en 2 is voldaan zal menig duif zijn thuishaven bereiken mits voorwaarde 3 ook van toepassing is. Zo niet dan zal de bedoelde duif haar hok niet of in ieder geval niet op tijd bereiken.
Gezondheid is dus van cruciaal belang voor een duif om zo snel mogelijk naar huis te komen. Het is aan de liefhebber om te zorgen dat zijn duiven zo gezond mogelijk aan de start worden gebracht. Hiervoor worden allerlei toelaatbare en zelfs ontoelaatbare middelen gebruikt. Door onwetendheid, gemakzucht of naïviteit worden diverse middelen verkeerd of in de verkeerde verhoudingen toegepast. Hierdoor ontstaat resistentie van de te bestrijden veroorzaker van de te elimineren ziekte. Minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker echter, is dat de natuurlijke eigen weerstand van de duif generatie na generatie hierdoor minder wordt, waardoor uiteindelijk een verzwakt ras overblijft.
De zodanig verkregen duiven zullen niet meer in staat zijn de hun opgelegde taak, het snel afleggen van afstanden, uit te voeren. Dit kan de reden zijn van de grote verliezen van jonge duiven. Door veelvuldige medicatie vervalt de natuurlijke selectie in de eerste weken na de geboorte van de gekweekte jongen. Kunstmatig in stand gehouden, overleven zij bijna allen. Het vervolgens verduisteren weerhoud hen ervan te gaan trekken zodat opnieuw geen beroep wordt gedaan op de kwaliteit. En dan komt het moment van africhten en vallen velen door de mand. Dit heeft niets met weersomstandigheden te maken maar enkel met het ontbreken van eerdere selectiemomenten. Ook de invloed van radiogolven is niet de reden van het verlies. Immers radiogolven zijn er het hele jaar door maar late jongen gaan bijna nooit zo massaal verloren. Het is de combinatie van veel mindere medicatie, die deze laten krijgen, met het niet verduisteren van deze jongen. Zij zijn door die mindere medicijnen over het algemeen gezonder omdat ze in het nest al natuurlijke weerstand hebben opgebouwd. Zij trekken om genoemde reden op veel jongere leeftijd en worden later geselecteerd.
Daarom zullen wij ons moeten bezinnen of het veelvuldig en onzorgvuldig toepassen van geneesmiddelen, met name van antibiotica, niet aan banden moet worden gelegd. In de toekomst zal blijken of een verbod op het gebruik hiervan belangrijker zal zijn dan die op dopingmiddelen. Daarnaast zouden we de jongen niet zo vroeg moeten verduisteren, om zo het trekken op nog jonge leeftijd te bevorderen. ( Uit het nest verduisterde jongen trekken immers bijna nooit). Hierdoor leren ze veel, waardoor ze later minder snel verloren gaan.
De massale verliezen van jonge duiven de laatste jaren geven aan dat het al vijf voor twaalf is. Deze verliezen, die zeer dieronvriendelijk zijn, kunnen in de toekomst leiden tot vragen. Vragen gesteld door de bijvoorbeeld de dierenbescherming. Het is onze taak en verantwoordelijkheid, ervoor te zorgen dat aan de massale verliezen van jonge duiven een einde komt.
|