Stel dat uw kinderen of kleinkinderen op school zitten en in de klas zitten 25 kinderen. Van die kinderen zijn er 20 ziek. Hoe hoog schat u de kans in dat uw kind of kleinkind ook ziek wordt? Stel dat er in diezelfde klas eens 2 zieke kinderen zouden zitten. Hoe hoog schat u nu de kans dat uw spruitje ziek wordt?
Gaan we naar de duiven. Oh, u hebt het al door? Wil je gezonde duiven houden, dan zullen de zwakken van het hok verwijderd moeten worden. Mooie stamboom of niet, duur gekocht of niet. Ik bedoel dan duiven waar altijd wel wat mee is. Die krijgen para, die krabben zich altijd aan de kop, hebben nooit krijtwitte neuzen, zitten ruw in de veren, in de nek en voor de borst, hebben geen mooie roze kelen, hebben troebele oogvliezen etc. Het een volgt op het ander meestal.
Als dergelijke duiven uitgeselecteerd zijn, dan komen de sterke duiven veel beter tot hun recht en kunnen zich nu veel beter ontwikkelen en ook betere jongen kweken. Die hoeven immers minder energie meer te steken in zichzelf gezond te houden. Die zullen prima reageren op goede natuurlijke voedingsstoffen. Natuurlijk, die kunnen ook eens ziek worden, maar na een kuur zijn die weer optimaal omdat ze beschikken over een optimale basisgezondheid. En met die anderen blijf je aanmodderen en medicijnen geven. Die kunnen je grijze haren bezorgen en het plezier in de sport flink bederven. We gaan dit keer eens kijken naar de groei van jonge duiven in de kweekperiode. Ik ken liefhebbers die kweken maar niets vinden en ik ken er die niets liever doen.
De kwekers gaan naar het land.
Als uw kweekduiven of vliegduiven jongen in het nest hebben, en thuiskomen met zwarte poten, slaat bij menig duivenliefhebber de stress toe. Wat doe ik verkeerd? Wat mist er op het hok? Hoe kan ik dat oplossen? Kan ik ze van het land jagen? Duiven die jongen verzorgen hebben een instinkt om de jongen alles te geven wat ze nodig hebben. Dat instinkt kun je niet veranderen. Het is normaal, dus maak u niet teveel zorgen. Het is de natuur.
Bij vastzittende kweekduiven moeten we daarom de natuur op het hok brengen. Er mag niets ontbreken wat in de vrije natuur wel aanwezig is en dat is helemaal niet eenvoudig. Daarom dienen voer, mineraalmengsels en bijproducten veelzijdig en van goede kwaliteit te zijn. Besparen op het voer is funest voor een goede ontwikkeling en kweek van deze duiven.
Kweekvoer
Instinctief zorgen de oude duiven dus goed voor hun jonge kroost. Krijgen ze voer van de baas, dan zullen ze ook daar hun instinkt op los laten. Van mengelingen met veel erwten en veel maïs vindt je na verloop van tijd een flink deel terug in het hok of onder de roosters. Ik zie nog steeds kweekmengelingen met wel 30% maïs en dan vraag ik me af of de producent wel eens achter zijn computer vandaan komt. Het kweekvoer dient in balans te zijn en afgestemd om kleine piepertjes ( te beginnen bij 14 gram tot 395 gram) in 22 tot 25 dagen groot te brengen. En dat mogen er geen spaken in het wiel worden gestoken.
Wat moet er dan inzitten?
Laten we eerst eens kijken naar de kropmelk die de ouders aan hun kroost geven. Waar bestaat dat uit? Kropmelk is een afscheidingsproces van excretie klieren, waarbij de kliercellen zelf de afscheiding omzetten. Dit proces gaat met vetgroei in het weefsel gepaard. Kropmelk bestaat dus uit vethoudende epitheelcellen. Dit voeren zij aan de jongen. Bovendien slaat de duif in de krop het voedsel op en weekt het voor om dit later aan de jongen te geven. Het ontwikkelen van kropmelk is niet afhankelijk van geslachtshormonen. Ook zonder aanwezig testosteron ontwikkelden gecastreerde doffers kropmelk. Uit de hypofyse werd de kropmelk vorming veroorzaakt. Men was (door onderzoek) in staat vast te stellen dat uit de hypofyse de lactatiehormoon prolactine aanwezig was.
De samenstelling van de kropmelk.
Kropmelk bevat gemiddeld 75% water. Droge substantie ligt dan op 25%. Eiwit: tussen 12,5 en 19%. De droge stof (dat wil zeggen, als je het water eruit gaat halen) bevat tussen de 56 en 59% eiwit (proteïne). Het vetgehalte ligt tussen de 8,5 en 13%. In de droge stof is dat 25 tot 39%. Verder bevat kropmelk 1,5% mineralen en sporenelementen (0,21 Calcium, 0,14 Kalium, 0,13 Natrium en 0,15 fosfor)plus alle benodigde vitamines.
Er zitten geen melksuikers in kropmelk, terwijl dat bij mensen wel 6,6% is. Volgens Hedge bevat kropmelk wel 20 aminozuren, waarvan 2,8% aan Methionine (van het totale eiwit). De vetten in kropmelk bevatten 23 essentiële vetzuren, waarvan vooral trigliceride, fosfolipiden, fosfatudycholine en sphingomyeline. Fosfolipiden bezitten de meeste lecithine in zich.
Tot zo ver de cijfertjes. Als de jonge duifjes in de dop geleidelijk aan overschakelen op gewoon voer mee te eten, dan is het verschil wel erg groot. Veel kweekmengelingen hebben 30% tot 50% erwten en een laag vetgehalte van rond de 4%. Dan kun je natuurlijk wel nagaan, dat de omschakeling wel erg groot is. Waarom geven we dan zoveel erwten? Ze bevatten veel ruw eiwit en zijn relatief goedkoop. Toch kan er slechts 25% tot 30% van worden opgenomen en de rest verlaat voor een groot deel weer het lichaam met de mest. Veel mest.
De laatste jaren ben ik bezig geweest iets te ontwikkelen wat veel dichter bij de kropmelk uitkomt. Dus een duidelijk hoger opneembaar eiwit en hoger vetgehalte. Daardoor ontwikkeld het jong zich duidelijk sneller en is er veel minder mest en ook veel minder last van spuitende jongen. Het ideale peulvruchtgehalte kwam daarbij uit op 15% en het vetgehalte rond de 9 tot 10% door de vele vetrijke zaden.
In de praktijk blijkt zo'n mengeling duurder te zijn in aanschaf. Maar als je dan naar de opname kijkt, dan is die wel 15% tot 20% lager. De duiven eten er minder van en dus doe je veel langer met het zak voer. Rekenen we die 20% eens van het voer af, dan komen we uit op gemiddelde prijzen, terwijl je de duiven ermee optimaal verzorgt.
Zodra de jongen worden afgezet worden ze vaak verduisterd. Winterjongen genieten dan een natuurlijke verduistering. In die tijd vallen de kleine veren en kopveren. Ze raken in de (kleine) rui en moeten het verenkleed vervangen. Daarvoor is eiwit nodig, mineralen en vitamines (vooral D3). Als de zon zich nog niet laat zien, is het verstandig zo nu en dan wat levertraan over het voer te geven. Daarin bevindt zich natuurlijke vitamine D en zie is nodig voor de ontwikkeling van botten en veren. Het voer dient eiwitrijk te zijn dus kunnen we kweekvoer of ruivoer geven tot ongeveer de 10e levensweek. De jongen willen in deze periode vaak niet vliegen en “ liggen “ op het dak. Maak u zich er geen zorgen over, dat komt vanzelf goed als de rui achter de rug is. Als dat zover is kunnen we lichter gaan voeren: ½ Vliegvoer + ½ zuivering, om het vliegen en trainen te bevorderen.
Veel succes met de kweek!
|