Soms hoor je mensen, ik doel vooral op goede spelers, uitspraken doen die je bij blijven. Omdat je er van kan leren of omdat ze je doen twijfelen. Twijfelen is geen slechte eigenschap, integendeel.
Het is een kenmerk van de kampioenen.
DE WETENSCHAPPER
Zo vroeg een dierenarts uit Roemenie, helemaal gek van duiven en ook een zoeker, wat ik vond van blauwzwarte tongen. Hem was opgevallen dat hij heel soms duiven met zulke tongen in handen kreeg maar daar was nog nooit een goede bij. Ooit merkte Duitse T v Ravenstein hetzelfde op en ook van Taiwanese geldspelers is bekend dat ze nooit een duif zullen kopen met blauwzwarte tong vanwege niets waard. En met duiven die niets waard zijn verlies je in Taiwan heel je hebben en houden als je niet oppast.
Ik ben maar een simpele plattelander en wist niet goed wat ik aanmoest met de vraag over zwarte tongen. Ook omdat ik duiven alleen in de bek kijk als ik twijfel aan de gezondheid.
Daarom maar hulp gezocht en enkele dierenartsen en wetenschappers om hun mening gevraagd. De een dacht aan ademhalingsproblemen. De ander vond dat flauwe kul. Bij kippen zou wel verband bestaan tussen donkere tongen en luchtweginfecties maar volgens hem kan je duiven niet met kippen vergelijken.
Weer een ander dacht aan erfelijkheid. Dat stemde overeen met wat “onze” Roemeen ondervond. Die had hier veel duiven gekocht waaronder 3 met een zwarte tong.
En wat bleek? Geen van die drie was iets waard en alle 3 kwamen ze van hetzelfde hok. Moeten we duiven met een zwarte tong dus verwijderen? Ik weet het niet. Misschien wel ja.
GRONDELAARS
Toen ik ooit bij Grondelaars duiven wilde kopen zei die: “Je moet vitesseduiven kopen en die kruisen. Dan heb je meer kans op slagen omdat vitesseduiven alvast bewezen te beschikken over de voornaamste eigenschap die een duif moet hebben; een goed orienteringsvermogen.
Wat heb je aan onvermoeibare ijzersterke duiven als die te dom zijn de meest rechte weg naar huis te kiezen?”
En Jan was niet alleen een man van woorden. Hij kocht bij Hofkens de Eenoog. Die zou 51 eerst prijzen gewonnen hebben op Quievrain. Onmogelijk natuurlijk, maar dat terzijde, een super was die Eenoog.
Bij van Reet kocht hij de Prins, nog zo”n duif die de ene eerste na de andere won. Als je googlet naar die Prins zie je dat de een melding maakt van 26 eerste prijzen, de ander van 32 en weer een ander van 41. Zijn broer “de Daniel” zou zelfs 57 eerste prijzen gewonnen hebben en er zou een vlucht van Quievrain geweest zijn dat ze 1 en 2 wonnen met een voorsprong van 8 minuten. En dat van 120 km. Dat beweert althans ene Mclaughin in Engeland die natuurlijk die soort heeft.
In zoveel eerste prijzen geloof ik weer niet maar dat het bijzonder goede duiven waren staat vast en Grondelaers onderschreef zijn gelijk: De nazaten van de vitesseduiven die hij kocht maakten hem beroemd op de kleine fond.
DAEMS
In de 90-er jaren was tegen Daems en zoon uit Bevel amper te vliegen. Toen ik er eens met een vriend was om wat jongen te halen vroegen we wat zijn beste kwekers waren. Miel: “Als je het moet hebben van de jongen van je favoriete koppels heb je een probleem. Je moet de goede of zelfs je beste duiven ook uit andere kunnen fokken of je kweekhok is in de breedte niet sterk.”
Het doet denken aan Klak.
KLAK
De vaandeldrager op het hok Klak was jarenlang de 613. En uiteraard wilden potentiële kopers liefst jongen, broers of zusters van die 613. Als ze naar de prijs vroegen keek Klak ze vragend aan om dan te antwoorden: “Ik heb EEN prijs voor alle jongen (250 e). Je weet toch niet waar de beste uitkomen.”
Klak was in die dingen nuchter. Toen P v d Loo er eens 4 jongen kocht en zei dat die toch wel prijzig waren reageerde Klak “ja het is inderdaad veel waarbij komt dat de kans dat er een echt goede bij zit te verwaarlozen is”. Natuurlijk had iemand met zo veel vraag naar duiven wel makkelijk praten.
SCHELLENS EN ANDEREN
Wijlen Karel Schellens was iemand met centen die de beste duiven kocht die hij kon kopen. Het was voordat de Chinezen hier de markt ontwrichtten. Die Schellens nu ontmoette ik soms bij diens boezemvriend Voets. Schellens, Voets en Christiaens waren maten.
Ik wist wat Schellens zoal op de hokken had en was nieuwsgierig wat zijn beste kwekers waren. Hij haalde zijn schouders op.
“Vroeger”, aldus Schellens, “bracht ik lange winteravonden door met het maken van koppelbriefjes. De laatste jaren houd ik me daar niet meer mee bezig en laat vrij paren. En wat concludeer ik? Ik kweek evenveel goede dan voorheen.” Sindsdien laat ik ook mijn duiven (gericht) vrij paren.”
Naar verluidt doet ook kampioen Vanwinkel, ook nuchter als geen ander, hetzelfde. Mogelijk de grootste kampioenen die Midden Brabant kende in de tweede helft van de vorige eeuw waren Johan Verhoeven en zonen Goirle. Ik heb Albert dikwijls horen zeggen dat van koppelen amper werk werd gemaakt. Duiven die elkaar graag zagen mochten bij elkaar blijven. En toch kweekten ze jarenlang goede duiven.
Geen vraag die ik meer haat dan de volgende:“Ik wil jongen van je kopen als je die doffer paart met die duiven.” Die komt dan meestal nog van mensen die nooit een duif van me zagen terwijl ik die toch dagelijks zie.
VERKERK
Het doet denken aan Verkerk, verre van dom: “Al kwamen uit een koppel nog zulke goede, ik laat dat niet op elkaar staan” aldus Bas. Zelf krijg ik soms ook de indruk dat hoe langer een kweekkoppel gepaard is hoe slechter de jongen worden. Natuurlijk ken ik ook die (zeer zeldzame) voorbeelden van 3 goede broers. Maar als uit dezelfde ouders 30 duiven werden gekweekt, en dat doe je gauw op 3 jaar tijd, komt dat nog maar neer op 10% goede.
NORBERT PETERS
Als jongen in maart en april niet willen vliegen maken liefhebbers zich begrijpelijk zorgen. Ik vond altijd dat het weinig te betekenen had, dierenarts Peters vindt dat het zelfs voordelen heeft. “Als ze niet vliegen kan je ze ook niet verliezen” beweert die. Wat zeker verkeerd lijkt, en geloof me sommigen doen dat, is nu antibiotica geven of “iets tegen de koppen” om jongen in de lucht te krijgen.
|