Wat mensen zeggen en wat mensen doen, daarin zit vaak een groot verschil. Met duivenmelkers is het niet anders! Enquêtes zijn tegenwoordig ook in onze sport de normaalste zaak van de wereld. Vaste prik daarin is de vraag: “Naar welk spelonderdeel gaat uw voorkeur uit?”.
Er kan dan gekozen worden uit één of meer van de volgende categorieën: vitesse, midfond, dagfond, marathon, jonge duiven vitesse en/of (mid)fond en natoer. Men zou toch mogen verwachten dat als iemand aangeeft een voorkeur te hebben voor bijvoorbeeld Dagfond, dat men daaraan dan ook regelmatig deelneemt. Maar kennelijk vindt men kruisjes zetten net zo leuk als liegen. Oordeel zelf. In de laatstgehouden enquête van afdeling Oost-Brabant voorjaar 2011 zegt 40% van de leden een voorkeur te hebben voor de overnachtfond, Marathon zoals de nieuwe naam is. Worden echter de uitslagen erbij genomen dan blijkt dat de afgelopen 2 jaren slechts 16% van de hokken ook daadwerkelijk regelmatig aan die Marathons hebben deelgenomen: 67% deed niet één keer mee. Hetzelfde geldt voor de Dagfond. Terwijl 66% van de leden zegt een voorkeur te hebben voor de Dagfond stond slechts 27% van hen regelmatig in de uitslag; 52% deed niet één keer mee. Met de grotere afstanden voor jonge duiven van hetzelfde laken een pak: 59% zegt dat ze dit leuk spel vinden, maar slechts 19% heeft daaraan “regelmatig” meegedaan; 56% deed niet één keer mee. In alle gevallen scheelt dat meer dan de helft! Dus men liegt en dat is geen uitvinding van de Brabanders. Enquêtes kunnen nuttig zijn maar als de vraag niet goed wordt gesteld, moet de uitslag met een korreltje zout worden genomen. Zo ontstaan er plaatjes die in werkelijkheid heel anders zijn dan ze lijken. In dit geval was het beter geweest niet te vragen naar wat men vindt, maar naar wat men vorig jaar heeft gedaan.
Begin 2011 had de NPO 23.500 leden. Op hoeveel hokken er met duiven wordt gespeeld, weet niemand. Misschien weet men het ook liever niet want dat zou best wel eens tegen kunnen vallen. Nemen we vorig jaar van alle afdelingen de vitesse-vlucht met het grootste aantal deelnemers en tellen we deze over het hele land bij elkaar op, dan zouden er in zo’n denkbeeldig topweekend landelijk maximaal 13.500 duivenmelkers tegelijk bezig zijn met een vlucht (ruim 300 duizend duiven in de tweede helft van april). Doen we hetzelfde bij de jonge duiven en de natoer dan valt die uitkomst net iets lager uit, wel iets meer duiven maar vanwege meer duiven per liefhebber minder deelnemers. Er gaapt op dat moment dus wel een gat van 10.000 leden die in dat weekend niet met duiven bezig waren en dat is toch 43% van het ledenbestand. Dat kunnen zijn: leden die helemaal geen duiven hebben, leden die de andere helft zijn van een combinatie of trio, leden die hun duiven liever spelen als invliegduif, midweeks of liever autorijden dan duiven zien aankomen, leden die door omstandigheden een korte tijd niet met hun duiven kunnen spelen en leden die toevallig dat weekend liever iets anders gingen doen. In ieder geval, 43% van de leden die dan geen vaste klant zijn van het verenigingslokaal.
We puzzelen in eigen omgeving verder in dit grijze gebied van hobbyisten en figuranten. De ledenlijst van afdeling Oost-Brabant vermeldde begin vorig jaar 2.200 namen plus 250 combinaties. Dit betekent sowieso dat 24% van de leden deel uitmaakt van een combinatie/trio en dat is best veel. Kijkend naar de leden met geen coördinaten schatten we het deel steunende leden op 13%, zielsverwanten zonder duivenhok zoals oud en versleten, verhuisd naar een flatje, appartement of tehuis, heeft het te druk met andere dingen, kan zijn hobby niet meer betalen, ligt in scheiding of overhoop met de buurman, is kastelein of diens vrouw, is de vrouw van het bestuur. Al met al laat het aantal hokken hier zich becijferen op 1625 en dat is 74% vergeleken met het ledental. De vitesse-vlucht met het grootste aantal deelnemers telde hier 1280 liefhebbers, dit is 58% van de leden en dat is vergelijkbaar met het landelijke cijfer van 57%. Nemen we de situatie in afdeling Oost-Brabant als maatstaf dan komen we voor Nederland uit op een schatting van ongeveer 17.500 hokken. Gaan we terug naar die topdag vitesse met het maximum aantal deelnemers van 13.500 actievelingen dan staat in zo’n topweekend toch altijd nog 23% van de hokken werkeloos aan de zijlijn.
Om een beeld te krijgen van hoe liefhebbers hun zogenaamde favoriete spel ten uitvoer brengen, snuffelen we verder in de afdelingsuitslagen van afdeling Oost-Brabant. Dit spel is hier gratis en daarom vliegt 99% van de duiven in deze dubbeling. In de jaren 2010/11 werden hier 23 resp. 24 afdelingsconcoursen vervlogen waarvan 7 midfond, 5 dagfond, 6 marathon en 6 jonge duiven (één vlucht afgelast). In deze 24 uitslagen stonden 1468 resp. 1406 namen van hokken vermeld die minstens één prijs wonnen in minstens één van deze vluchten. Voor het vervolg spreken we verder steeds over het gemiddelde over deze 2 seizoenen, dus hier 1440 hokken. Eerder schatten we het aantal hokken hier op 1625. Ook hier gaapt er dus weer een gat van 185 hokken die niet één keer in de afdelingsuitslag stonden. Dit gerelateerd aan het totaal aantal hokken is ca 12%; we noem hen maar de “hobbyisten”. Zij hebben wel een hok met duiven maar stonden in geen enkele afdelingsuitslag. Dat kan om verschillende redenen: of zij speelden alleen vitesse of andere korte vluchten bij de jonge duiven of natoer, of zij korfden voor geen enkele van deze afdelingsvluchten in, of zij korfden wel maar gingen er in al deze vluchten “onderdoor” of “draaiden niet”, of zij konden door omstandigheden tijdelijk niet spelen, of zij speelden verstoppertje in de internationale marathons en wat al niet meer. Vergeleken met het ledental is dit weer 8% plus die eerder genoemde 13% steunende leden, waarmee we komen op ca 21% leden voor wie duivensport niet of nauwelijks een actieve hobby is: geen hok of wel een hok maar in geen enkele klassering voor het afdelingsspel. Van de 2200 leden streden er dus slechts ca 1440 hokken voor een plaatsje in de uitslag, dit is 65% van het ledental.
In de jaren 90 zag iedereen de neergang van de duivensport al aankomen. In een nota toverden NPO-geleerden toen trots de redding van de duivensport uit de hoge hoed: specialisatie, weet u nog! Veel is hiervan niet terechtgekomen, net zo min als van al die andere toekomstvisies die ooit op papier werden gezet. Met drie drollen zeven zaterdagen brainstormen voor de spiegel zal zeker goed zijn voor de lachspieren maar levert niet de beelden op waarop de doorsnee duivenman zit te wachten. In al die visies ontbraken de feiten, de cijfers die de gedachten ondersteunden. Een duivenmelker is eigenwijs en laat zich niet voorschrijven hoe duivensport leuk moet zijn. Het is lekker eigen belang voorop! We gunnen mekaar toch niks, dus laat maar komen zoals het komt! In het huidige tijdsbeeld beoefent men duivensport steeds meer op een vrijblijvende manier. Iedereen beleeft zijn hobby op zijn eigen wijze en men speelt zoals het de liefhebber zelf uitkomt; het zijn de kenmerken van een hobby. Zo gauw de resultaten in de serie wat gaan tegenvallen, laat men de categorie schieten en stapt men over naar het volgende onderdeel, jonge duiven of natoer. Zodoende zijn er in iedere categorie weinig hokken die helemaal tot het einde in de race blijven. De groep pure prestatie-spelers is kleiner dan men denkt. Zo staat bij de Midfond slechts 20% van de hokken in alle uitslagen van die categorie, bij de Dagfond is dat slechts 12%, bij de Marathon slechts 7% en bij de Jonge duiven ook slechts 9%. In deze hoek zitten de kampioenen.
Voor de rest van dit verhaal wordt alles gerelateerd aan de 1625 hokken met duiven waarvan er jaarlijks sowieso 12% “hobbyisten” nooit in de afdelingsuitslag staat. Voor iedere categorie kan men een telling maken van de hokken met het aantal vluchten waaraan zij meededen, of hier beter, in de uitslagen stonden. Ligt de deelname beneden de helft van het aantal vluchten van die categorie dan noemen we die deelname “soms”; deden zij meer dan de helft van het aantal vluchten mee dan noemen we dat “regelmatig”. De term “niet” spreekt voor zich.
Niet iedereen is even fanatiek of intensief met zijn duivenhobby bezig. Een groep liefhebbers die de deur van het inkorflokaal niet plat loopt, zijn bijvoorbeeld de hokken die in minder dan een kwart van de 24 vluchten in de uitslag stonden:het gaat hier om 32% van de hokken. Aan de andere kant zijn er natuurlijk ook de hokken die aan hun duivenhobby(?) bijna een dagtaak hebben of daarvoor een mannetje in dienst hebben. Zij spelen zowat alles en het liefst ook nog alles plat. Hun aantal is echter klein: slechts 4% van de hokken speelde meer dan driekwart van deze vluchten mee. De tijd van de programma-spelers is voorbij. Welgeteld 5 hokken stonden er in alle 24 uitslagen. De kleinste speelde daarin 250 duiven, de grootste bijna 700 en dat is per vlucht toch gemiddeld ca 30 duiven.
Volgens bijgaande tabel deden 46% van de hokken “regelmatig” mee aan de midfondvluchten: 27% deed “soms” mee. Daarmee stond 73% van de hokken wel eens in een midfonduitslag. Daartegenover deden 27% helemaal niet mee aan deze categorie. Aan de Dagfond deed 27% “regelmatig” mee en 21% “soms”; dus 52% van de hokken stond daar niet één keer in de uitslag. Aan de Marathon deed 67% van de hokken helemaal niet mee, slechts 16% mag zich hier een “regelmatige” deelnemer noemen. Naarmate de afstand groter wordt, groeit relatief de groep “soms”-spelers. Bij de Jonge duiven valt op dat 58% van de hokken al zijn afgevallen voordat de midfondafstanden voor de jonkies beginnen; slechts 32% van de hokken doet hieraan “regelmatig” mee en 10% “soms”. Aan de Fond jonge duiven deed slechts14% “regelmatig” mee; 76% deed helemaal niet mee. Was een kwart eeuw geleden het spel met de jonge duiven iets voor iedereen, nu huivert iedereen al bij het horen van het woord “jonge duiven”. Vorig jaar op de vierde vlucht voor de jonge duiven, gemiddeld 175 km, stonden er landelijk bijna 9.300 hokken op de verzamelstaten (excl. afdeling Limburg). Bij nationaal Orleans stonden er nog 3.900 op de dansvloer, een daling van 60%. Liefst 75% van de hokken doet niet meer mee. De omstandigheden zijn sterk veranderd, maar het vliegprogramma is nog steeds hetzelfde. Kijkt men naar de namen van de hokken die hier in alle uitslagen van de jonge duiven stonden dan krijgt men de indruk met een elite-sport te maken te hebben. De grote hokken drukken hun stempel op wat vroeger “Fond jonge duiven” heette. Bij zo’n deelname moet men zich onderhand gaan afvragen of dit niet anders moet!
Kijkend naar het afdelingsspel van de oude duiven zijn er 9 mogelijkheden om daarmee bezig te zijn: men kan zich op 4 manieren specialiseren in één categorie, men kan er op 3 manieren een combinatie van 2 uitkiezen en men kan ze op 1 manier alle 3 spelen. Men kan er ook helemaal niet aan meedoen zoals de specialisten voor jonge duiven en de eerdergenoemde groep “hobbyisten”. In de bijgaande tabel zijn de hokken verdeeld naar deze mogelijkheden.
Vitesse is nog altijd de categorie die per vlucht de meeste deelnemers trekt. Men vindt dat een mooi spel, de risico’s zijn klein en voorspelbaar. Ook heeft men deze vluchten nodig als voorbereiding op de grotere afstanden. Hokken die fanatiek alleen Vitesse spelen zijn op één hand te tellen. Als specialisme combineert men Vitesse vaak met Midfond en dat is meteen de belangrijkste groep specialisten: 24% van de hokken stond bij de oude duiven alléén in midfonduitslagen, waarvan 16% “regelmatig” en 7.7% “soms”; het merendeel volhouders dus. Uiteraard staan de “regelmatigen” het dichtst bij wat we echte specialisten noemen. Zeker omdat hier in 3 rayons in een prijsverhouding van 1:3 wordt gespeeld, moet een serieuze Midfond-specialist hier minstens “regelmatig” de uitslag kunnen halen. De 7.7% “soms”-spelers staan waarschijnlijk met een been nog of al in het vak van de “hobbyisten”. Met Vitesse en Midfond zijn de eerste 3 maanden van hun seizoen mooi gevuld, categorieën waarin men met een klein hokje elke week gezellig en gemakkelijk met de duiven kan spelen. Daarna gaat men verder met de jonge duiven. Van deze midfondspecialisten kwam later 60% niet meer terug voor in een uitslag van de (mid)fond jonge duiven.
Voor Dagfond zijn er nauwelijks specialisten: 2% waarvan 1.1% “soms” en 0.8% ‘regelmatig”. Hoe men het klaarspeelt op de Dagfond pas voor het eerst in de uitslag te geraken, is op zich een raadsel. Vermoedelijk is het woord specialist hier een foutieve typering. Duiven intensief verzorgen voor slechts een 5-tal vluchten is in ieder geval een weinig aantrekkelijke combinatie. Driekwart van hen ziet men later niet meer terug bij de (mid)fond jonge duiven. Marathon is geen spelletje voor mensen met ADHD. Een handvol weekenden een houten kont zitten is met wat geduld en luiheid best te doen: 7.5% van de hokken kiest hiervoor, de ene helft “regelmatig”, de andere helft “soms” met misschien nog een paar uitstapjes naar het internationale spel. Gelet op de aandacht die dit spel alsmaar weet te trekken in de media valt hun aantal zwaar tegen, minder dan de “Hobbyisten” die zomaar wat aanklungelen. Van deze Marathon-liefhebbers ziet men 98% niet meer terug bij de (mid)fond jonge duiven, maar van deze groep is bekend dat velen niet draaien.
Als er één onderdeel is in onze sport waarin men zich kan onderscheiden dan is dat het spel met de jonge duiven: een vak apart! Een beetje verwonderlijk is het dan ook dat er in deze contreien zo weinig jonge-duiven-specialisten zitten: ruim 2% waarvan driekwart ook nog “soms”-speler is, met wellicht daarin nog een aantal herstarters. Misschien heeft het iets te maken met de verliezen die in dit spel alsmaar groter worden. Alle bellen moeten gaan rinkelen als 56% van de hokken geen jonge duiven meer speelt op de afdelingsconcoursen (niet in de uitslag), dat zijn de vluchten van ca 300 km en verder. Steeds meer hokken spelen hun jonge duiven alleen nog maar op de kortere afstanden en/of op de natoer.
Tot hier passeerden de volgende groepen: 24% Midfondspecialist, 2% Dagfondspecialist, 8% Marathonspecialist, 2% Jonge duivenspecialist, totaal 36% specialisten. Met daarbij de 12% “hobbyisten” die in geen enkele afdelingsuitslag stonden, komen we totaal op 48%. Er ontbreekt nu nog 52%, hokken die van alles wat speelden, tegelijk of door elkaar.
De belangrijkste groep hierin zijn de 27% hokken die hun oude duiven alleen op dagvluchten spelen, Midfond plus Dagfond (en eerder uiteraard Vitesse) en geen Marathon. Misschien mag men dit ook een specialisme noemen omdat men dit met dezelfde duiven kan spelen. Van deze hokken speelt 12% beide categorieën “regelmatig” en dat is toch bijna de helft van deze groep. 3% Speelde beide categorieën “soms”, de overige 12% speelde één van beide “regelmatig” en “soms”. Van deze hokken ziet men 30% later niet meer terug in de (mid)fond jonge duiven. Naarmate men deze categorie regelmatiger speelt, stijgt de deelname aan de jonge duiven. De minst voorkomende combinaties zijn: Midfond plus Marathon (geen Dagfond) met slechts 6% van de hokken en nog zeldzamer Dagfond plus Marathon (geen Midfond) dat door slechts 3% wordt gekozen. Kenmerkend in deze groepen is het grote gedeelte afhakers, vooral in het deel dagvluchten. Van de eerste groep komt later 70% niet meer terug in de (mid)fond jonge duiven; van de andere 85%. Tenslotte speelde 16% van de hokken hun oude duiven in alle 3 categorieën. Zij zitten redelijk gelijkmatig verdeeld in de diverse vakjes “soms” en “regelmatig”. Het is zeer gevarieerde groep liefhebbers die bij elke inkorving zomaar op de stoep kunnen staan. Van deze programma-spelers komt later 40% niet meer terug in de (mid)fond jonge duiven.
Tot hier het spel met de oude duiven. De 4 grootste groepen hokken met dezelfde spelkeuze zijn: 24% Midfond-specialisten, 27% Midfond + Dagfond, 16% Programma-spelers en 12% Hobbyisten; kortom 4 groepen samen goed voor 79% van duivensport voor de oude duiven. In de overige 21% zitten 3 groepen specialisten (Dagfond, Marathon, Jonge duiven) en 2 groepen in combinatie met Marathon (Midfond, Dagfond).
En dan nog het afdelingsspel voor de jonge duiven. Zoals eerder gezegd deed vroeger bijna iedereen hieraan mee. Tegenwoordig houdt 56% van de hokken zijn jonge duiven thuis of spaart ze voor latere kortere vluchtjes. De deelnemers voor dit spel voor de jonge duiven zijn hoofdzakelijk te vinden in de groepen Midfond + Dagfond en Programma-spelers; 70% resp. 60% van deze hokken staan ook in deze uitslagen. In deze groepen zitten vaak ook de hokken met een ruime accommodatie. Van de rest 57% van de hokken, ziet men 20% terug bij de (mid)fond jonge duiven. Verder speelt tweederde van de 32% regelmatige deelnemers Midfond-jong zijn jongen door op de Fond-jong; van de 10% “soms”-deelnemers Midfond-jong speelt bijna niemand Fond-jong.
Kijkend naar de grote groepen hokken die “niet” of slechts “soms” meedoen aan bepaalde vluchten of/en spelsoorten is duivensport helemaal geen strijd op leven en dood. Elk jaar weer is het datzelfde kleine groepje hokken dat de klassementen aanvoert; de rest doet mee enkel voor de lol en dat zijn er dus heel veel. Wat dat betreft is het net als bij de voetbal: elk jaar strijden een handvol profclubs om de landstitel. En denkt u dat die duizende elftallen in de onderafdelingen daar depressief van worden? Zij beleven voetbal op hun eigen veld (en in de kantine). De NPO opereert teveel alsof duivensport alleen maar “eredivisie” is. Een marketingman zou dolgelukkig zijn met cijfertjes als hier. Niet dat alle vragen hiermee beantwoord worden, maar hij zou in grote lijnen wel weten wat er in de schappen moet komen en wat eruit kan. In de duivensport kan dat niet: duivensport is emotie! Veel van deze cijfers laat zich vertalen naar het vliegprogramma. Dus roep nu de programmamakers maar weer bij elkaar om te brainstormen, met de cijfertjes onder de neus. Het gelijk hoort niet bij de lieden met de grootste mond. Iedereen kan precies zien hoe de verhoudingen liggen. Zo is het bijvoorbeeld een grote schande om in het hoogseizoen een weekend zonder een midfondvlucht te programmeren omdat de hele vervoerscapaciteit nodig is voor 2 fondvluchten. Ook het goedmakertje daar van een laat vluchtje voor het vitesse-kampioenschap blijft een miskenning van de grote groep Midfond-specialisten (24% van de hokken!). Natuurlijk mogen dagfondspelers en overnachters hun duiven leren of trainen bij de midfonders, maar zij mogen daar niet de wetten gaan stellen. Ook de media moeten zich eens achter de oren krabben en zich afvragen of hun geboden aandacht goed gedoseerd wordt. Kiezen wat goed is voor de duivensport in het algemeen. Niet wat kleine groepen graag willen en het eigen belang naar de achtergrond. Leden binnenboord houden dat is de eerste opdracht. Hoge verwachtingen zijn niet reëel, duivensport heeft gewoonweg een slechte toekomst. In de ons omringende landen is dat niet anders. Organisatie-structuur heeft hiermee niets te maken. Ja maar, zegt u misschien, de verhoudingen zijn niet overal hetzelfde als in afdeling Oost-Brabant. Gelooft u dat echt? In grote lijnen zullen veel dingen overeenkomen, detailverschillen blijven er altijd. Of anders, onderzoek het of laat dat doen.
|