In de vorige nieuwsbrief kwamen de wetenschappelijke gegevens van het Herpesvirus aan bod. Maar wat voor gevolgen heeft dit virus in de dagelijkse praktijk?
Zoals we zagen zijn veel duiven latent besmet met dit Herpesvirus zonder dat ze daar ziek van worden of symptomen vertonen. We hebben gezien dat vooral de jongere duiven tussen de 2en 10 weken last van dit virus kunnen hebben. Zelfs zo erg dat ze er aan kunnen overlijden. De symptomen concentreren zich dan vaak op de luchtwegen en vaak is er sprake van Coryza verschijnselen.
Voordat het zover kan komen moet de weerstand van deze duiven verminderen. Zo rond het spenen is dit het geval, maar ook bij overbezetting op de hokken en tijdens de transporten onder minder gunstige omstandigheden zoals hoge temperatuur en vochtigheid.
Als de ziekte de kop opsteekt is er weinig aan het virus zelf te doen. Voor virusinfecties in het algemeen geldt dat antibiotica niet werkzaam zijn.
Toch vragen veel liefhebbers bij virusinfecties om antibiotica. Zolang het besef er is dat alleen de secundaire bacteriële infecties hiermee worden bestreden is niet zo veel aan de hand. Bij virusinfecties kunnen door de vermindering van de weerstand, als gevolg van die virusinfecties, de bacteriën die normaal geen kans hebben die nu wel krijgen. Het kan dus zeker verstandig zijn om deze secundaire infecties te bestrijden. De duiven hebben het immers al moeilijk genoeg met de aanval van het virus zelf.
Dit soort infecties zullen ook eerder de kop op kunnen steken als de duiven ook nog besmet zijn met andere infecties zoals het Geel, coccidiose en wormen. Bestrijden van deze infecties is dan ook belangrijk net zoals het verhogen van de algemene weerstand.
Lange tijd is er vrij laconiek gedaan over de herpesbesmettingen bij de duiven. Het aantal hokken waarop ernstige uitbraken optraden viel dan ook mee in de praktijk. De laatste jaren valt het ons in de praktijk op dat er een toename is van de klinische infecties, waarbij ook de ernst van de ziekteverschijnselen lijkt toe te nemen. Reden dus voor eenieder om toch waakzamer te worden. Mogelijk dat de toename van de besmettingen van het Circovirus hierbij een rol spelen, omdat dit virus er voor zorgt dat het afweerapparaat van de duiven matiger gaat functioneren. Het Circovirus valt vooral de afweercellen aan. Het reactievermogen van het afweerapparaat kan daardoor afnemen.
De mate waarin het afweerapparaat aangetast wordt hangt af van het tijdstip waarop het virus de (jonge) duif infecteert. Naarmate dit eerder in het leven is zullen de gevolgen dan groter zijn. Worden duiven gevaccineerd tegen paramyxo, terwijl ze besmet zijn met het Circovirus, dan zal het afweerapparaat niet of niet optimaal kunnen reageren op de enting. De bescherming door de enting tegen het veldvirus kan dan beperkt zijn, zodat de duiven toch verschijnselen van een paramyxovirusinfectie kunnen gaan vertonen. De mate waarin dit zal optreden hangt eveneens af van de mate waarin het Circovirus huis heeft kunnen houden in de afweercellen.
Terug naar het Herpesvirus. Het is niet moeilijk voor te stellen dat duiven die latent besmet zijn met het Herpesvirus (en dat zijn er vele) in geval van een Circovirusbesmetting als eerste aan te beurt zijn om last te krijgen van dit slapende Herpesvirus.
Het Circovirus maakt dat het afweerorgaan van de jonge duiven, dat zich nog tot volle wasdom moet ontwikkelen, dan ook slecht kan reageren op dit Herpesvirus. Een actief Herpesvirus kan zoals we hebben kunnen zien bij verminderde weerstand behoorlijk huishouden (Vaak met symptomen die zelfs kunnen doen vermoeden dat Adeno in het spel is).
Onder gunstige omstandigheden zullen er mogelijk nog weinig verschijnselen zijn. Maar tijdens stressvolle momenten grijpt het virus dan zijn kansen. De oriëntatie van de duiven kan dan behoorlijk hieronder te lijden hebben.
Het is te kort door de bocht om de grote verliezen die sinds 2005 in toenemende mate de jonge duiven treffen, geheel en al toe te schrijven aan dit virus. Maar persoonlijk heb ik sterk de indruk dat het wel degelijk, eventueel hand in hand met het paramyxovirus, een grote rol speelt. Deze problematiek was al sinds de opkomst van het Circovirus rond de millenniumwisseling in beeld. De laatste jaren echter op veel plaatsen in toenemende mate, zoals we allemaal hebben kunnen zien en horen.
Juist de verzwakking van het afweerorgaan maakt het de duiven onmogelijk adequaat te reageren. Ze kunnen nu massaal virus gaan vermeerderen. Worden deze duiven ingemand (op het oog kunnen ze er immers nog goed uitzien) dan zijn ze op trasport een bron van besmetting voor het hele konvooi. Een week later kunnen deze besmette jongen tijdens de volgende vlucht dan last krijgen van dit virus en als gevolg daarvan de weg naar huis niet meer weten te vinden.
Medicijnen tegen deze besmetting bestaan zoals gezegd niet. Alleen tegen de bijkomende infecties. Daarom moet onze strategie gericht zijn op de preventie. Enerzijds is dit ondersteunen van de lichaamseigen afweer waar mogelijk (Bijvoorbeeld met behulp van Bony SGR of – Sambuccaplus).
Voor virusinfectie in zijn algemeenheid geldt dat we de patiënten ertegen moeten zien te beschermen middels een vaccinatie. Nu was er 25 jaar geleden een vaccin dat ingezet werd ter preventie tegen het herpesvirusinfecties. Dat werkte niet afdoende. Inmiddels zijn we 25 jaar verder en de ontwikkelingen staan natuurlijk niet stil. 25 jaar geleden reed ik ook auto. Maar mijn huidige auto kan veel meer dan die van destijds. Het feit dat een vaccin 25 jaar geleden niet werkte wil niet zeggen dat een ander vaccin dat nu ook niet doet. Een kritische kijk naar nieuwe mogelijkheden is dan ook zeker gewenst. En dat is ook verstandig.
In 2005 meldde een Hongaarse collega me dat hij goede resultaten behaalde met een nieuw Herpesvaccin. Ik was sceptisch. Immers algemeen wordt aangenomen dat het lastig is om goede en werkzame vaccins tegen het Herpesvirus te ontwikkelen. Voor andere diersoorten lukte het ook. Voor katten is er een goed vaccin evenals voor runderen. Bij deze laatste diersoort heeft een goed vaccinatiebeleid de problemen met het Herpesvirus zeer sterk doen afnemen.
Ik heb de afgelopen jaren een firma benaderd om het vaccin in Nederland beschikbaar te krijgen. In de loop van 2011 hebben we, toe het beschikbaar kwam, hierdoor een 5-6000 jonge duiven kunnen inenten met dit combinatievaccin (Herpes-paramyxo). Twee keer met 3-5 weken tussentijd. Ik melde er steevast bij: ‘don’t shoot the pianoplayer’. Immers we moesten nog ervaren of er minder verliezen optraden bij deze gevaccineerde jonge duiven. Daarbij moesten we ook nog de factor toeval uitsluiten.
Nu het eerste seizoen voorbij is kan ik melding maken van een zeer tevreden groep liefhebbers. Niet alleen kreeg ik teruggemeld dat er minder jongen achterbleven ik kreeg ook meldingen van diverse kanten, dat het leek alsof de jonge duiven minder last hadden gehad van luchtwegproblemen.
Voorzichtig stel ik dan ook, met nog steeds een zekere terughoudendheid, dat dit nieuwe vaccin mogelijk een positieve bijdrage kan leveren aan het beheersbaar krijgen van het groter wordende problemen van de verliezen bij de jonge duiven.
Na dit komende seizoen moeten we, middels de dan beschikbare uitgebreidere resultaten, de factor toeval in dit geheel verder kunnen uitsluiten. Mogelijk dat door frequent enten de herpesproblematiek, in analogie zoals het bij het rund gelukt is, terug te dringen.
Mocht U geen heil zien in een preventieve enting, overweeg dat minstens de weerstand van de duiven te ondersteunen en te optimaliseren. Loopt U in het seizoen tegen een Herpesvirus-uitbraak aan, wees dan zo verstandig om, terwijl U de jongen optimaal ondersteunt en eventueel medicatie geeft tegen de secundaire infecties, de duiven uit te laten zieken. We kunnen zelf immers toch ook geen sportwedstrijd tot een goed einde brengen als we de griep onder de leden hebben. U loopt immers het risico dat de duiven massaal achterblijven als ze toch gespeeld worden.
Succes
|