In de vorige nieuwsbrief hebben we de wetenschappelijke kant van het paramyxovirus belicht. In deze nieuwsbrief wil ik de praktische kant en (verkeerde) gewoontes belichten.
De praktijk
Paramyxobesmettingen komen nog steeds meer voor dan menigeen denkt. De klassieke beelden zien we minder, in de plaats daarvan zien we meer gevallen waarbij niet gelijk aan een paramyxobesmetting wordt gedacht. Daarnaast zijn er ook wetenschappers die melding maken van duiven die tengevolge van een paramyxobesmetting diaree krijgen en vermageren. Er zou dan ook meer sterfte optreden. We dienen ons te realiseren dat duiven die tegen paramyxo zijn gevaccineerd, weliswaar geen ziekteverschijnselen meer zullen gaan vertonen, maar wel degelijk het virus nog kunnen opnemen. Er kan zelfs virusvermeerdering plaatsvinden. Het virus kan zo in een duivenpopulatie aanwezig blijven. Niet gevaccineerde en daardoor onbeschermde duiven kunnen zo besmet raken met het veldvirus en verschijnselen gaan vertonen. Jongen in de schotel kunnen zelfs sterven zonder noemenswaardige ziekteverschijnselen. We zien dit soms dan ook bij liefhebbers die het niet nodig vinden om de kwekers mee te vaccineren. Het achterwege laten van het vaccineren van de late jongen tegen paramyxo is er mede de oorzaak van dat in het najaar meer duiven voorkomen met verschijnselen van paramyxo. De afgelopen weken hebben we helaas diverse gevallen gezien van slecht presterende (oudere) duiven, waar bij onderzoek de aanwezigheid van het paramyxovirus waarschijnlijk een belangrijke rol speelde.
Tijdens de periode van de verplichte vaccinatie voor de wedvluchten hoor ik vaker liefhebbers nog wel eens klagen dat het toch onzin is dat de duiven jaarlijks gevaccineerd moeten worden. Volgens hen is het toch immers zo dat als duiven eenmaal gevaccineerd zijn, ze toch nooit meer ziek worden. Dat laatste mag dan ten dele waar zijn, zoals echter in het bovenstaande te lezen valt kunnen duiven die gevaccineerd zijn wel degelijk nog het virus opnemen. Het valt ook niet moeilijk te begrijpen dat de kans op virusvermeerdering zal toenemen zodra enerzijds de afweer van de duiven daalt en anderzijds ook nog de titer van de antistoffen in het bloed afneemt. Dit is natuurlijk geen zwart wit gebeuren. Duiven met een lage titer die onder stress komen te staan zullen waarschijnlijk gevoeliger zijn dan duiven die geen stress hebben en over een goede algemene weerstand beschikken. Een soort gelijk iets zagen we ook al bij Herpesvirusbesmettingen. Het streven naar en behouden van een goede basisweerstand is dan ook bij beide virussen van groot belang.
Zoals bekend hebben diverse duivenartsen over veel zaken met betrekking tot ziekten een andere mening. Als ik echter met collega’s over paramyxovaccinatie spreek hoor ik meestal toch de mening zoals ik deze zelf ook heb. Namelijk dat het beter zou zijn de jonge duiven twee maal te vaccineren tegen paramyxo om zeker te zijn van een volwaardige bescherming. Sinds ruim tien jaar is er bij veel jongen immers sprake van een besmetting met het Circovirus. Zoals bekend nestelt dit virus zich in het afweerorgaan van de duiven waardoor, zeker de jonge duiven, slecht reageren op de vaccinaties en maar een gebrekkige afweer opbouwen. Dat is de reden dat we daarom in het voorjaar duiven met paramyxoverschijnselen zien ofschoon deze toch ingeënt zijn. Het verwijt dat deze of gene dierenarts dan geen goede entstof gebruikt heeft is grote onzin. De oorzaak ligt in de besmetting met het Circovirus ten tijde van de vaccinatie. Hoewel het uit het oogpunt van het opbouwen van een goede immuniteit altijd beter leek de jongen op iets latere leeftijd te vaccineren, is men over het algemeen nu van mening dat het dus beter is om de duiven al vroeg in hun leven tegen paramyxo in te enten. De kans dat men op die manier geen immuniteit opbouwt is dan iets kleiner, omdat de enting zo mogelijk vóór een eventuele besmetting met het Circovirus plaatsvindt. Kortom: Vaccineren vanaf een leeftijd van 5-6 weken en dan het liefst twee keer met minimaal drie weken tussentijd. Men kan dit goed combineren met de dubbele Herpesvirusenting.
Om de beste bescherming aan de jongen door te geven kan men overwegen de duiven minimaal drie weken voor het koppelen (nogmaals) in te enten tegen paramyxo.
Nu de mogelijk bestaat via sneltesten de uitscheiding van het paramyxovirus door duiven via een cloacauitstrijkje vast te stellen, zien we de laatste jaren vaker besmettingen bij duiven met vage klachten. De indruk bestaat dan ook stellig dat het virus meer voorkomt dat ons allen lief is. In analogie met het Herpesvirus, een virus dat in principe ook niet is lijkt uit te roeien komt het vooral neer op het leggen van een goede ‘ent-deken’, waardoor de kans op circulerend virus zo ver als mogelijk wordt verkleind. Deze extra zorg is anno nu zo langzaam aan noodzakelijk wil men in de duivensport niet aan Russische roulette doen en mee kunnen blijven doen. Duivensport is inmiddels immers topsport. Onze stelregel is dan ook: preventieve gezondheidszorg. In geval van virusinfecties geldt dan, zo optimaal mogelijk vaccineren als maar mogelijk en daarnaast zorgen voor een goede basisweerstand. De dieren moeten in staat worden gesteld de topprestaties die van hen worden verwacht ook waar te kunnen maken.
Tot slot nog enige opmerkingen over de vaccins. Als ik deze nieuwsbrief schrijf is het bekende vaccin Colombovac PMV en ook de combinatie Colombovac PMV/Pox nog steeds niet beschikbaar. Het voordeel van deze veelgebruikte entstof is het geringere volume wat men moet inspuiten. Daarnaast is het een waterige entstof. In Nederland zijn momenteel voor vaccinatie de vaccins Colombi en Nobilis P201 beschikbaar. Beide vaccins zijn olie-emulsies. Deze olie-emulsies kunnen zorgen voor incidentele ent-knobbels. In de praktijk valt dit overigens best mee. Beide vaccins geven een goede bescherming tegen de verschijnselen van het virus.
Succes
|