Vanmorgen las ik in de krant een artikeltje waarin stond dat 27 procent van de Nederlanders antistoffen heeft tegen het Hepatitis E virus. Dit virus kan ernstige afwijkingen aan de lever veroorzaken en mensen tot wrakken omtoveren. Toch zult U waarschijnlijk ook denken, net als ik deed…’Hepatitis E, het zal wel zo zijn, in mijn omgeving heeft niemand er last van’. Maar het bericht bleef hangen en dus ging ik terug naar het artikel. Want mijn reactie is de kern van waar het om draait, ook in de duivensport. We doen alsof het allemaal de ver van mijn bed show is.
Het feit dat 27 procent van de Nederlanders antistoffen blijken te hebben tegen dit virus betekent dat ze ook contact met dit virus hebben gehad. Een infectie met dit virus blijkt dus in veel gevallen nagenoeg symptoomloos te verlopen. Maar bij mensen met een verminderde weerstand, mensen die besmet zijn met het Hiv-virus, mensen die kanker hebben of daarvoor worden behandeld, voor die mensen is het een heel ander verhaal. Die kunnen behoorlijk te maken krijgen met dit virus en zwaar te lijden kunnen krijgen van de gevolgen van de infectie.
Nagenoeg symptoomloos verlopen deze infecties met het Hepatitis E virus, zoals gezegd, doorgaans. Een en ander is afhankelijk van de omstandigheden. Of men verzwakt is door een andere ziekte of bloot staat aan stress of verzwakt is door enorme inspanningen die men (heeft) verricht. Te denken valt hier aan topsportprestaties.
Daar op doordenkend is de analogie in de duivensport snel gelegd. Immers ook wij stellen de laatste jaren regelmatig virussen vast bij duiven. Virussen die dan nauwelijks of geen ziekteverschijnselen geven onder bepaalde omstandigheden en dit terwijl ze in potentie heel gevaarlijk kunnen zijn voor duiven. Denk maar aan het Adenovirus of het Paramyxovirus. Ik heb er in voorgaande nieuwsbrieven uitgebreid bij stil gestaan.
Sommigen willen de diagnostiek dan met graagte ter discussie stellen. Ze beweren dat als een virus geen verschijnselen geeft het ook niet voor problemen kan zorgen of nog liever, dan ook niet aanwezig kan zijn.
Met grote interesse ben ik me aan het laatste jaar aan het verdiepen in de nieuwste inzichten in de immunologie (de leer van de afweer) en daaruit blijkt duidelijk dat het tegendeel waar is.
Duivensport is topsport heb ik al meerdere malen geschreven. Degenen die willen blijven geloven in het sprookje dat bij duiven alle ziekten met antibiotica zijn te verhelpen, sluiten hun ogen voor de realiteit.
Medische begeleiding in de duivensport anno nu vraagt om meer dan een behandeling met een poedertje uit een potje als de duiven ziek zijn. Op de korte termijn kan men ‘succes’ boeken met een noodgreep maar op de lange termijn wordt men op die manier alleen maar afhankelijker van de medicatie.
We zien in onze kliniek gelukkig steeds meer de liefhebbers die weten en inzien dat gezond verstand en een doortastend beleid bij de verzorging van de eigen duiven van veel groter belang zijn dan het kunnen grijpen naar een antibioticumpotje van dierenarts X, Y of Z.
Samen met die liefhebbers zetten we een begeleiding op waarbij het gebruik van antibiotica beperkt kan blijven tot een minimum, terwijl de prestaties er juist door toenemen. En als de duiven eenmaal goed op dit spoor zitten kan met de juiste supplementen een topprestatie neergezet worden.
Maar ik dwaal af. Ik wil hier vooral kwijt dat we in de duivensport vaak te maken hebben met subklinische infecties, niet alleen van virussen, ook andere infectieuze bedreigingen, die onder minder stressvolle omstandigheden geen of nauwelijks hinder hoeven te veroorzaken. Maar met name de virussen kunnen er voor zorgen dat een seizoen behoorlijk kan mislukken. De overige infecties zijn goed te behandelen, inderdaad met antibiotica. En dan kan het seizoen gered zijn.
Maar in het geval dat er sprake is van virusinfecties, die sluimerend aanwezig zijn, kost dit het lichaam zoveel energie dat de vorm(piek) niet te bereiken is en een seizoen als een nachtkaars kan uitgaan. Het tijdig opsporen van virusinfecties en het nemen van de juiste maatregelen kan dan onnodige verliezen van de duiven voorkomen.
Het is mogelijk dat duiven virussen bij zich dragen zonder dat ze er ogenschijnlijk last van hebben. Pas als de weerstand voldoende gedaald is en er stressfactoren (vluchten) bijkomen kunnen dan problemen optreden. Deze duiven kunnen zelfs goed rond ingekorfd worden en desondanks niet of veel en veel te laat thuiskomen. Het aanwezige virus begint dan de energie weg te snoepen die de duif voor zijn topprestaties nodig heeft.
Naast de stroming die van oudsher altijd en alleen maar antibiotica wil voorschrijven heeft zich in de afgelopen jaren in de duivengeneeskunde een stroming ontwikkeld die de blik heeft verlegd naar het preventief gezond houden van de duiven middels natuurlijke producten. Deze hele filosofie is erop gericht om de eigen afweer van de duiven optimaal te ondersteunen, zodat de immer bedreigende infecties niet of nauwelijks vaste voet krijgen.
Tijdens het vluchtseizoen met zijn stresspieken zal het in veel gevallen niet mogelijk blijken helemaal zonder medicatie het seizoen door te komen. Maar de praktijk heeft geleerd dat topprestaties mogelijk zijn met een minimum aan medicijngebruik.
Voorwaarde hiervoor is dan wel dat men bereid is een persistent beleid te volgen bij de begeleiding van de eigen duiven.
Programma spelers zullen door de wekelijkse infectiedruk in de manden heel alert moeten blijven. Daar staat tegenover dat de duiven van de fondspelers meer dagen samen in de mand moeten doorbrengen, met alle risico van infectieoverdracht van dien. Zeker in deze gevallen is het hebben van een goede basisweerstand van essentieel belang.
De opbouw van een goede basisweerstand kan geen vorm krijgen in enkele dagen. Dat vereist vasthoudendheid. En zelfs dan kan men de pech hebben dat men de pech heeft de eigen duiven te moeten inkorven bij de duiven van een klojo, die van zijn dierenarts gehoord heeft dat hij niet moet spelen omdat zijn duiven pokken hebben. Maar die bedacht heeft dat hij alleen de duiven met zichtbare pokken thuis laat. De rest ‘heeft immers niets’.
Opbouw van een goede basisweerstand. Hoe doe je dat?
Allereerst in het najaar niet op de lauweren gaan rusten. Selecteren, selecteren en daarna nog eens selecteren. Alle zwakkere broeders voor zo ver bekend van het hok verwijderen.
Daarnaast is het verstandig indien men tijdens het seizoen overmatig last heeft gehad van luchtwegproblemen om de ventilatie op het hok aan een grondige inspectie te onderwerpen. Of nog beter: de verluchting te laten beoordelen door specialisten die er op hebben doorgeleerd.
Dat gedaan hebbende is men al een heel eind op weg. In de ruiperiode is het van wezenlijk belang dat men de duiven hierbij optimaal ondersteund. Het nieuwe verenkleed moet komend seizoen immers het materiaal zijn waarmee de duiven hun prestaties neerzetten.
Voordat de komende rustperiode begint kan het bezoek aan een duivenarts verstandig zijn om latente infecties vast te laten stellen. Heeft men daar geen trek in, om wat voor reden dan ook dan zou op zijn minst wat een gedegen mestonderzoek van mest van vijf dagen zeker op zijn plaats zijn.
Latente ziektes moeten behandeld worden. Het is fnuikend voor de opbouw van een goede weerstand indien men de afweer continue op de proef stelt middels sluimerende infecties.
Zelf hebben we sinds een aantal jaren een op elkaar afgestemde combinatie van supplementen samengesteld met als doel de basisgezondheid te optimaliseren.(Basispakket al dan niet aangevuld met een aanvullend ruipakket).
De eigen duiven en de duiven van onze medewerkers maken er nog steeds progressie mee door.
Maar er zijn inmiddels meerdere bedrijven die zich gericht hebben op de verbetering van de basisweerstand bij de duiven. Dit is een goede ontwikkeling te noemen. Verhoging van de basisweerstand kan immers helpen bij het verminderen van het dan veelal onnodige antibioticumgebruik.
Hoedt U evenwel voor adviezen om bijvoorbeeld iedere dag (appel)azijn in het drinkwater te doen. Of iedere dag knoflook. Begrijp me niet verkeerd. Ik sta achter het gebruik van heel veel natuurlijke producten. Sterker nog is probeer het te stimuleren omdat de praktijk leert dat het nut heeft.
Maar alles waar ‘te’ voor staat is niet goed. Vergeet niet met beleid te werk te gaan.
Probiotica en prebiotica helpen bij het opbouwen van een gezonde darmflora. Een gezonde darmflora verkleint de kans dat slechte darmbacteriën zich in de darm kunnen nestelen en zo het lichaam binnendringen.
Ervaring leert dat als men de gezondheid van de duiven consequent ondersteunt, de duiven niet alleen beter door de rui komen, maar aan het begin van het volgende seizoen een betere start kunnen maken.
Daarnaast is het belangrijk te vaccineren tegen virusziekten waar men tegen kan vaccineren. Dit verkleint de infectiedruk van (latent) aanwezige virussen en ondersteunt op deze manier wederom de gezondheid.
Daarmee is de cirkel van dit verhaal rond. De kans dat men in het seizoen dan
voor een onverwachte vormcrisis kom te staan, wordt daarmee een aanzienlijk stuk kleiner. Tevens neemt het aantal duiven dat verloren gaat, jong en oud, zo leert de praktijk, aanzienlijk af.
Succes
|