In de vorige nieuwsbrief maakte ik melding van een ogenschijnlijk onschuldige bacterie bij duiven, die in de praktijk in verband gebracht kan worden met een gebrekkige vorm van de duiven. Zoals ik toen al aangaf viel het op dat de duiven die deze bacterie in ruime mate bij zich dragen slechts matig presteren tijdens de vluchten. We hebben de afgelopen maanden deze inventarisatie verder doorgezet, en vonden deze bacterie dus niet bij de hokken die dit seizoen goed tot zeer goed presteerden.
Op de een of andere manier heeft deze bacterie dus met de vorm van de duiven te maken ook al kan hij niet direct in verband gebracht worden met duidelijke ziekte symptomen bij de postduiven.
We infecteerden onze proefduiven met de bacterie wat middels een kropspoeling heel makkelijk lukt. De besmette duiven krijgen geen symptomen maar dragen de bacterie wel bij zich vanaf de besmetting.
De duiven die besmet waren blijven ook besmet. Zonder behandeling loopt de besmettingsgraad niet noemenswaardig terug.
Er bereikte me deze maand informatie dat de bacterie sedert 20 jaar ook vastgesteld wordt in de vleeskuikensector. Ook daar treft men de problemen met deze bacterie aan tijdens periode van hoge vochtigheid en kou. Kortom ook daar moeten de weersomstandigheden gunstig zijn om problemen te zien optreden met deze bacterie.
Een liefhebber die me mailde had de moeite genomen om te onderzoeken of de voorjaarsmaanden dit jaar daadwerkelijk kouder waren dan in andere jaren. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat de maanden maart, april en mei enkele graden kouder waren gemiddeld dan de voorgaande jaren. En iedereen zal zich ook nog wel de vochtigheid die hiermee gepaard ging herinneren. Dus de omstandigheden lijken inderdaad gunstig te zijn geweest voor deze bacterie om zijn kans te grijpen.
Tijdens de periode van warmte die volgde op deze vochtige periode leken de infecties minder heftig bij onderzoek dan eerder in het jaar.
Ik kreeg na het verschijnen van de nieuwsbrief nogal wat vragen hoe deze bacterie is vast te stellen. Normaal gesproken zou ik dan geneigd zijn om te zeggen dat middels bacteriologisch onderzoek een en ander kan worden vastgesteld. Maar dat gaat voor deze bacterie dus niet echt op, omdat deze vaak lijkt te verzwakken tijdens het transport en daardoor slecht aan te tonen is. Daarnaast zijn speciale omstandigheden nodig om deze bacterie te kweken waardoor ze bij routine onderzoek doorgaans gemist wordt. Al met al wordt deze besmetting dus vaak gemist. Veelal krijgt met dan een uitslag dat er een E. Coli bacterie of een streptokok dan wel een staphylococ gevonden is. Dat kan dan best waar zijn maar genoemde bacterie wordt dan op die manier dus wel gemist.
In samenwerking met een microbiologisch laboratorium wordt er gewerkt aan de mogelijkheid de bacterie middels een fluorescerende kleurstof zichtbaar te maken. De bacterie heeft namelijk drie flagellen die het mogelijk maken flinke snelheden te ontwikkelen in de krop, luchtpijp etcetera. Deze flagellen hebben enige affiniteit met de kleurstof. Mogelijk dat op deze manier de bacterie zichtbaar te maken is in een keeluitstrijkje zonder dat het risico gelopen wordt dat de bacterie bij bacteriologisch onderzoek verloren gaat. Ik hou U op de hoogte van de ontwikkelingen.
Moeten we nu een heksenjacht gaan organiseren op deze bacterie. Ik denk zeker van niet. Zoals de vlag er nu bij hangt vermoed ik wel dat hij gebruikt kan worden als marker voor de vorm van de duiven in het seizoen. Of deze bacterie
een belangrijke rol speelt bij het achterblijven van de jongen (en oude) duiven tijdens het seizoen is nog wat prematuur om te zeggen. Wel is het afgelopen seizoen opvallend geweest dat de liefhebbers die deze bacterie in ruime mate onder de duiven hadden, opvallend veel duiven zijn kwijtgeraakt. Een verschijnsel wat op hield nadat deze bacterie bestreden was. Maar zelfs met dit bijzondere gegeven is het voorbarig te stellen dat het een, een gevolg is van het ander.
In de vorige nieuwsbrief gaf ik al aan dat er een liefhebber was met buitengewoon mooie jongen, waarbij de bacterie in zeer ernstige mate werd aangetoond. De duiven stonden er evenwel zo goed op dat je ze een 9 zou willen geven. Maar desondanks gingen meer dan de helft bij de eerste keer oplaten verloren. Ook dit zich in principe weinig maar zet je toch aan het denken. Er kunnen hier totaal andere factoren voor verantwoordelijk zijn geweest. Maar toch….
Er waren een paar liefhebbers die een zware besmetting met deze bacterie hadden en die na behandeling provinciaal weer meedraaiden aan de top van de uitslag.
Ik heb in ieder geval besloten om het basis onderzoek bij de duiven tijdens de routine controles uit te breiden en het vaststellen van deze bacterie voorlopig op te nemen in begeleiding. En ook al is deze bacterie mogelijk zelf niet echt ziekte verwekkend voor duiven,dan denk ik toch dat we middels vaststellen van deze bacterie een instrument in handen hebben dat aangeeft of de duiven op het moment van onderzoek in vorm zijn. Voor Trichomoniasis houden we een schaal aan van 0-4 plus. Bij deze bacterie houd ik voorlopig een schaal aan van 1-10. Waarbij besmettingen van 5-10 plus tot nu toe garant stonden voor (forse) verliezen onder de duiven.
Wat betreft de behandeling. We zien dat de bacterie vrij hardnekkig is en dat vaak een kuur van 8-10 dagen nodig is om de duiven helemaal schoon te kunnen verklaren. Waarschijnlijk zijn drinkwater toepassing van antibiotica minder effectief dan toepassing van de medicijnen over het voer. De bacterie lijkt in korte tijd met een hoge dosis antibiotica te maken te moeten krijgen om het loodje te leggen.
Overigens bestaat de indruk dat duiven met een matige weerstand gevoeliger lijken voor een besmetting dan duiven die in goede gezondheid verkeren. Daarnaast is deze bacterie dus ook bij veel jongen en kwekers aangetoond, terwijl de duiven ogenschijnlijk gezond zijn.
Tijdens observatie van de proefduiven hebben we dus vastgesteld dat de besmetting niet vanzelf verdwijnt. De duiven blijven besmet. Opvallend was dat de duiven tijdens een kuur met Bony SGR nagenoeg geen aantoonbare infectie bij zich hadden, maar dan ca 14 dagen na het stoppen van de toediening van de Bony SGR de bacterie weer volop aanwezig was. Hetzelfde geldt voor andere verzurende middelen die we getest hebben.
Mogelijk kan het toch verstandig zijn er voor te zorgen dat de infectiedruk van deze bacterie tijdens de kweek fors wordt teruggedrongen. Onderzocht dient nog te worden of een zware infectie bij jongen in het nest bij kan dragen aan de neststerfte. Immers ook dan geldt vaak dat we bij bacteriologisch onderzoek vaak streptococcen of E. Coli vinden. Mogelijk dat de bacterie bij onderzoek dan ook weer gemist wordt vanwege dezelfde redenen die eerder werden genoemd.
We kregen de afgelopen maand veel vragen of de bacterie in de mest aangetoond kan worden. Mogelijk is dit het geval bij bacteriologisch onderzoek. Wij tonen de bacterie aan met een donkerveldmicroscoop middels een uitstrijkje van de keel. Insturen van swabs van een keeluitstrijkje heeft geen zin. Het uitstrijkje dient vervolgens direct te worden bekeken.
Mogelijk dat U zich afvraagt waarom de naam van de bacterie hier niet vermeldt wordt. De reden hiervoor is simpel. Iedere bacterie heeft een ‘voornaam’ en een ‘achternaam’ . Over de precieze naam wordt nog gediscussieerd. Het vrijgeven van de naam is daarom pas aan de orde zodra eensluidend over de achternaam wordt gedacht. Dit ter voorkoming van verkeerde informatie die een eigen leven zou kunnen gaan leiden.
Al met al denk ik niet dat we deze bacterie de schuld kunnen geven van al de duiven die verloren gingen tijdens het afgelopen seizoen. Maar ik sluit niet uit dat het een van de meespelende factoren zou kunnen zijn.
Rui
‘De prijzen voor het volgende jaar dienen nu gemaakt te worden’, is een oud gezegde. Zo is het maar net. We moeten zorgen dat onze duiven nu goed door de rui heen komen.
De duiven in deze periode ondersteunen middels een goede theekuur met muitzaad al dan niet vergezeld met een kuur die de lever ondersteund is geen overbodige luxe.
Hiertoe zijn meerdere middelen op de markt. Colombine heeft een goede thee, evenals Verhellen en Bony. Ook ter ondersteuning van de lever zijn meerdere producten op de markt. Biochol, Bonychol, Sedochol.
Een goede ruivitamine en een aanvulling met een zwavelhoudend aminozuurmengsel is daarbij een goede aanvulling.
Uit het oogpunt van de preventieve gezondheidszorg is het goed om in de diepe rui gedurende vijf dagen mest te verzamelen. Deze goed te mengen en te laten onderzoeken op coccidiose en wormeieren. Maar het belangrijkste is in deze periode een onderzoek op de aanwezigheid van de Salmonella bacterie. Zodra deze bacterie wordt vastgesteld is het raadzaam een plan van aanpak te maken. Een goede aanpak van een Salmonellabesmetting bestaat uit het geven van een goed werkzame kuur met antibiotica in voldoende hoge dosering en voldoende lang. Daarnaast dient de afweer van de duiven geoptimaliseerd te worden maar dient ook een vaccinatie tegen deze bacterie niet achterwege te blijven. Alleen in combinatie heeft deze aanpak zin. Het geven van uitsluitend antibiotica zoals nog veel gebeurt zal in geval van een echte besmetting de uitscheiding van deze bacterie meestal slechts enkele weken tot twee maanden afremmen, afhankelijk van het daarvoor gebruikte middel. Maar daarna is de bacterie meestal toch weer te vinden bij mestonderzoek.
Een goede ontsmetting van het hele hok met een goed middel als bijvoorbeeld Virkon-S dient zeker deel uit te maken van de behandeling.
Gelet op de prevalentie van de eerder besproken bacterie is het combineren van een antibioticumtherapie die werkzaam is tegen beide bacteriën mogelijk aan te bevelen in geval dat deze besmetting wordt vastgesteld.
Daarnaast is de herfst bij uitstek een periode om de darmen te ondersteunen middels het geven van probiotica en prebiotica. Kortom de herfstperiode is bij uitstek geschikt om een begin te maken met preventieve gezondheidszorg bij uw duivenbestand.
Succes
|