Een paar weken geleden las ik in de zaterdagkatern van een landelijk dagblad een zeer interessante bijlage. In de wereld van de kankertherapie zijn er van oudsher een drietal mogelijkheden om deze vermaledijde ziekte aan te pakken. Dat zijn het chirurgische mes, de bestraling en de chemotherapie. Sinds lange tijd worden de alternatieve (ondersteunende) behandelwijzen al gauw afgedaan als kwakzalverij. Ook nu moet een arts zich toch vooral aan de bestaande protocollen houden en niet te ver naast het pad naar een oplossing gaan lopen zoeken. Het risico van een kwakzalverbrandmerk door de beroepsgroep is dan namelijk al gauw aanwezig. In het alternatieve circuit werd al behoorlijk lang gehamerd op het versterken van de eigen afweer, om zo het lichaam de mogelijkheid te helpen bieden, niet alleen de ziekte zelf helpen tegen te houden, maar vooral ook de ‘collateral damage’ door de gebruikelijke therapie te kunnen doorstaan. Ook al spannen de artsen zich integer in om de schade van chemokuren en bestraling te beperken, in veel gevallen is deze dan nog aanzienlijk te noemen. ( Enigszins verbaasd las ik overigens een jaar terug in een boek, dat uit onderzoek zou zijn gebleken, dat drie kwart van de oncologen de therapieën die ze hun klanten adviseren niet zelf zouden laten toepassen, of aan hun dierbaren zouden adviseren, in voorkomende gevallen. Het riep bij mij de nodige vraagtekens op. Maar ja als kanker vastgesteld wordt is het menselijk je aan iedere strohalm vast te willen grijpen als leek.)
Vol bewondering las ik recent ook over een longarts van 50 jaar die gestopt was met haar vak omdat ze het niet langer aan kon, mensen, volgens protocol, therapieën voor te schrijven die maar een paar procent meer effect hadden dan niets doen zou hebben. Ik denk overigens, dat niet iedereen blij was met haar ontboezeming.
In genoemde katern stond nu voor het eerst voor het grote publiek, wat achter de schermen al langer bekend is. Namelijk dat het van groot belang is om de eigen afweer bij kanker zo veel mogelijk te ondersteunen om zo de kans op succes aanmerkelijk te vergroten. Sterker nog 2013 werd gezien als het jaar waarin aan de klassieke benadering van kanker een belangrijke vierde en vijfde behandelwijze ingang hadden gevonden. Het versterken van de eigen afweer op een dergelijke manier dat het in staat wordt gesteld zelf de kanker te bestrijden. Er werd gesteld dat deze aanpak beschouwd kon worden als de vierde route in de kankerbestrijding.
Gentherapie werd daarbij genoemd als mogelijke vijfde manier om de kanker aan te pakken. Nu moeten we niet verwachten dat ieder geval van kanker nu aangepakt zal gaan worden via de immunotherapie. Daar is het nog te vroeg voor, maar het is hoopgevend dat binnen het reguliere circuit de ondersteuning van de afweer van het lichaam nu ook wordt omarmd als mogelijke sleutel naar succes.
Bij deze immunotherapie moet dan met name gedacht worden aan het specifiek motiveren van de afweercellen, waardoor ze beter in staat zijn de kankercellen aan te vallen. Lang niet alle kankercellen zullen op die manier te bestrijden zijn. Maar het is hoopgevend dat men ook bereid is het blikveld te verleggen.
Toen ik in de jaren 80 van de vorige eeuw proeven deed met verzuring van het drinkwater bij varkens, boekten we behoorlijke successen. De veehouders zagen hun kosten voor antibiotica met soms wel 50% dalen en hun resultaten verbeteren. Dat was in de tijd van het massale gebruik van antibiotica. De tijdgeest was niet rijp voor een andere aanpak zou men kunnen zeggen. Het blikveld verleggen? Toen ik het idee kreeg dat het mogelijk moest zijn om op soortgelijke manier de darmwerking van de jonge duiven te helpen ondersteunen kwam er al snel een collega duivenarts op bezoek om me het, in zijn ogen ‘onzalige idee’ om duivenziekten met zuren en kruiden te willen bestrijden uit het hoofd te praten. Gelukkig heb ik toen niet naar hem geluisterd. Mijn geloof in de juiste aanpak was groter dan al mijn kaarten zetten op de verkoop van antibiotica, zoals toen gebruikelijk was. Goed ik was jaren een roepende in de woestijn waarover vaak smalend werd gedaan. Die tijd is duidelijk aan het veranderen, ofschoon een … collega het af en toe nog wel lijkt te willen proberen. Maar ach ik laat hem maar. Ik tracht iedereen in zijn waarde te laten.
Ook bij mij was toen al de gedachte dat we de eigen afweer van de dieren zo veel mogelijk moeten zien te stimuleren zodat de patiënten meer slagkracht hebben in geval van een aanval door infecties. Het is goed dat we antibiotica hebben om in geval dat de eigen afweer te kort schiet, de dieren als nog te hulp te kunnen schieten. Maar uitgangspunt is dat dit eerder uitzondering dan regel dient te zijn.
Kort gezegd kun je de aanpak van duivenziekten op twee manieren benaderen. Je gaat iedere infectie met antibiotica te lijf. Er zijn collega’s die openlijk dat beleid propageren. Die stellen zelfs dat prestaties in de duivensport alleen mogelijk zijn als voor het seizoen een pakweg stuk of vijf antibiotica of aanverwante kuren zijn verstrekt. Gelukkig bewijst de hedendaagse praktijk dat dit geen absolute noodzaak is. Zeker niet bij fondduiven. Bij het programmaspel ligt dit gevoeliger maar ook daar zijn er steeds meer alternatieven voorhanden.
Andere collega´s onderzoeken de duiven en vinden dan een infectie die ze te lijf gaan. Bij de controle die daarna plaats vindt wordt een andere infectie gevonden Daar moet dan vervolgens ook weer worden gekuurd. Enzovoort . Dit is niet zo vreemd als we begrijpen dat duiven beschouwd kunnen worden als een soort kweekvaten van infecties. Bij duiven kun je in de wintermaanden de nodige infecties vaststellen zonder dat de duiven daar ogenschijnlijk last van lijken te hebben en meestal zelfs, gelet op hun conditie, ook niet hebben. Zo vinden we Streptokokken, Staphylococcen, Salmonella, Coccidiose, Trchomoniasis en Hexamitiasis bij duiven die ogenschijnlijk top fit zijn, poeder op de veren hebben en sneeuwwitte ogen en neusdoppen. Moeten we deze duiven dan gelijk beginnen te kuren tegen al deze ziekten? Dacht het niet, paratyfus uitgezonderd Bij de andere infecties is die noodzaak minder aanwezig, tenzij de infectiedruk wel erg hoog dreigt te worden. Maar in dat laatste geval zijn de verschijnselen die deze infecties kunnen opwekken doorgaans ook al meer uitgesproken.
Als het voorjaar komt en de duiven ietwat meer gestrest raken door het bijeenvoegen in manden met de duiven van andere liefhebbers, kan de infectiedruk gaan oplopen doordat het niveau van de afweer begint te dalen. Als dit niveau onder een bepaalde waarde komt, kan een van de infecties zijn kans grijpen en van latent (verborgen) over gaan in een klinische infectie.
Veel duivenartsen wachten tot dit stadium af en schrijven vervolgens een kuur voor, die of heel goed werkt doordat de duif voldoende restweerstand heeft om erover heen te komen en toch de vorm kan bereiken. Het kan echter ook gebeuren dat op deze manier de weg vrijgemaakt wordt voor een andere latente infectie. Als deze infectie namelijk niet gevoelig is voor het voorgeschreven middel kan de verwekker van deze infectie zich immers ongelimiteerd vermenigvuldigen. Zeker als het met de algemene weerstand van de duif wat minder goed gesteld is. Zo vult de andere infectie als het ware de plaats op van de vorige infectie en schiet men niet zo veel op de gegeven kuur. Als men kuurt doet men er verstandig aan om ook de algemene weerstand van de duiven zodanig te optimaliseren dat de afweercellen meer slagkracht overhouden om de resterende infecties de baas te blijven. Sterker nog, door de algemene weerstand van de duiven steeds op een zo hoog mogelijk peil te houden zullen alle infecties minder kans krijgen zich te ontwikkelen en kan men beter uit de vicieuze cirkel van het antibioticumgebruik weg kunnen blijven.
Nogmaals. Ik ben absoluut niet tegen het gebruik van antibiotica als het nodig is. Maar ik propageer daarnaast al een dikke dertig jaar het verhogen van de algemene weerstand om de afhankelijkheid van antibiotica te verkleinen.
Waarmee kan men dan die algemene weerstand van de duiven verhogen? Dat is een veel gehoorde vraag als ik weer eens op mijn stokpaardje ben beland. Een aantal zaken doen veel liefhebbers al. Zo vormt het geven van biergist aan duiven een goede basis. Probiotica en prebiotica ondersteunen de darmwerking van de duiven eveneens. De goede darmbacteriën in de probiotica kunnen een gevecht aan gaan met de meer schadelijke darmbacteriën om de aanhechtingsplaatsen aan de darmwand. Als te veel schadelijke bacteriën de aanhechtingsplaatsen weten te bezetten zal het tot klinische klachten kunnen leiden in de vorm van diarree of een mindere darmwerking. De B vitamines in de biergist werken ook ondersteunend bij de ontwikkeling van de darmbacteriën.
Prebiotica zijn stoffen die de goede darmbacteriën nodig hebben voor een voorspoedige ontwikkeling. Er zijn voor dit doel genoeg goede producten op de markt. B.M.T is daar slechts een van.
In dit kader is het misschien goed om te memoreren dat veel antibiotica ook de goede darmbacteriën doden waardoor de darm weer even op achterstand wordt gezet. Het is dan ook een goede gewoonte om tijdens en na een antibioticumkuur probiotica te verstrekken.
Door te zorgen voor een optimale zuurgraad in de darmen kan men eveneens de goede lichaamseigen bacteriën bevoordelen ten opzichte van de meer schadelijke soorten. Dit is een van de doelstellingen van de verzurende preparaten die op de markt zijn. Het is daarbij belangrijk om op het in stand houden van de juiste zuurgraad te letten. Te zuur is ook weer niet goed. Ook wat dit betreft zijn er momenteel voldoende mogelijkheden voorhanden. Sommige preparaten verzuren niet alleen maar ondersteunen de weerstand verder door hun invloed op de afweercellen via de toegevoegde kruiden. Op die manier kunnen de afweercelen in de darmwand ook beter functioneren zodat de kans op invasie van bacteriën verder verkleind kan worden.
Omega 3 olie is een van de zaken die in de hedendaagse duivensport niet vergeten moet worden. Omega 3 olie heeft een ontstekingsremmende werking.
Iets meer werk maar zeker niet onbelangrijk, al was het maar voor een goede donsrui, is het op regelmatige basis verstrekken van een ondersteunende duiventhee. Voor sommige liefhebbers is dit mogelijk iets te veel werk, maar toch zien we weer meer mensen enthousiast worden over deze oude aanpak.
Een goede thee bevat meestal ook kruiden die lever en darm ondersteunen, naast kruiden voor de algemene weerstand. Daarnaast bevatten de meeste duiventheeën ook kruiden die de reputatie hebben ondersteunend te werken op de luchtwegen. Teneinde de duiven van voldoende mineralen te voorzien hebben we een aantal jaren geleden de Basiskern ontwikkeld. Daarbij hebben we kruiden samengevoegd met mineralen om de duiven ook weer te behoeden voor tekorten in perioden van stress en verhoogde behoeften. Verder hebben we onze nieuwste emmers mineralenmix, voorzien van kernen met een coating van kruiden vitaminen en mineralen gekoppeld aan een dosis omega 3 olie. Met een soortgelijk doel. Kortom veel van de natuurlijke producten die we in de loop der jaren hebben ontwikkeld zijn erop gericht de basisweerstand van de duiven op een hoger peil te helpen brengen zodat de bevattelijkheid voor infecties vermindert. Boze tongen zullen nu ongetwijfeld weer roepen dat ik hier verkapte info over onze producten wil geven, maar nu er meerdere producenten zijn die soortgelijke visies uitgewerkt hebben en uitwerken is het goed om op de diverse mogelijkheden te wijzen met betrekking tot de natuurlijke aanpak Waar het vooral om gaat is de verandering van inzicht, waarbij we ons niet langer blijven focussen op het bestrijden van ziekten zodra deze uitbreken, maar dat we ons focussen op het stadium hiervoor door preventief te handelen waardoor de duiven meer slagkracht hebben om infecties de baas te blijven en te worden zonder dat een hele trits van antibioticakuren nodig is om de duiven nog enigszins aan de wedvluchten mee te kunnen laten doen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.
Succes
Peter Boskamp
|