Empirie en nog wat
Empirie en nog wat
Als een duivenseizoen er op zit is het normaal dat je gedachten af en toe eens teruggaan naar dat seizoen. Dat een soort bezinning volgt.
En evenzeer zal worden vooruitgeblikt naar het jaar dat komen gaat.
Punt is daarbij wel dat de mens geneigd is in uitersten te denken. "Het was goed of slecht" maar natuurlijk zit daar ook heel veel tussen.
Als het goed was zou je je af kunnen vragen waarom het zo voortreffelijk ging.
Want alleen kortzichtigen menen na een goed seizoen dat het allemaal zo voortreffelijk ging vanwege betere duiven dan de soortgenoten.
REALITEIT
De echte liefhebbers weten beter. In deze tijd kom je er met klasse alleen niet omdat die veel meer wijdverspreid is dan vroeger.
De meesten hebben die nu in min of meerdere mate op het hok.
Hokken met daarop duiven die collectief niet in staat zijn prijs te vliegen zijn er niet meer.
Wat ik wil zeggen is dat je goede duiven nodig hebt, dat spreekt voor zich, maar dat is anno 2014 niet genoeg.
De vorm is minstens zo belangrijk en na een goed jaar zou je je af kunnen vragen waaraan je die vorm te danken had. Wat je goed deed.
En het tegenovergestelde is natuurlijk evenzeer waar. De sportgenoot bij wie het niet naar wens ging moet ook een verklaring zoeken.
De vraag waarom bijvoorbeeld zijn clubgenoot zo goed speelde, terwijl die nog nooit een cent aan duiven gaf kan verhelderend werden.
VERHALEN
Het "eeuwige" falen van de een, en de aaneenschakeling van successen van de ander heeft als logisch gevolg dat de eerste met veel interesse luistert als diens sterk presterende collega de mond open doet.
Die geniet dan weer van de kennis die men hem toedicht.
En zelfvoldaan als sommigen zijn neemt men het vaak niet nauw met de waarheid bij de verhalen die men de wereld instuurt.
En ook in duivensport geldt: Hoe onechter, onmogelijker en geheimzinniger des te interessanter!
Waar de meeste interesse naar uitgaat van de doorsnee liefhebber die vergeefs successen najaagt?
"Wat aan de duiven te geven."
Het is al zo oud als duivensport zelf.
Een halve eeuw geleden werden de Gebr Janssens er al van beticht "iets" te hebben. Een kwarteeuw later met name Lehmler in Tilburg.
Zelf was ik de 80-er en 90-er jaren vaak schietschijf, Verkerk was enige tijd mikpunt maar nu lijkt het er toch op dat meer en meer het besef door dringt dat het met pillen, poeders en spuiten niet te halen is.
LEHMLER
Interessant dienaangaande is eerder genoemde Lehmler. Tilburgse Wim speelde in 80-er jaren zoals misschien nog niemand in de wolstad (toen een duivennest als weinig andere) hem ooit had voorgedaan. Of het moet Kees Noyen zijn geweest van wie hij trouwens de duiven had.
Wat Lehmler vooral sierde was dat hij zijn prestaties niet dankte aan de macht van de massa maar aan pure kwaliteit.
Maar dat laatste wilde er niet bij iedereen in.
Het "flesje van de Lehmler," zijn spuit ook, werden in Tilburg bijna spreekwoordelijk.
Weinigen kregen uit de strot dat Wim ook wel eens fantastische duiven zou kunnen hebben. En als dat al het geval was volgde er meestal een "maar".
"Maar" hij moest ze een verder spelen.
"Maar" hij vooral goed met wind van achter.
Tot Wim dat geleuter beu werd en zijn drie beste duiven inzette op Chateauroux.
Toen werd er nog om veel geld gespeeld en wat poulen betreft stond Lehmler steeds op de eerste rij.
Tot verstomming van vriend en vijand arriveerden zijn drie duiven van deze 600-km vlucht vleugel aan vleugel en wonnen de eerste serie 3 in de toenmalige Zuid Nederlandse Bond.
Nu pas kwam ook bij sceptici het besef dat die man misschien wel steengoede duiven had. "Nu pas" omdat men dus eerder anders dacht.
WEL IETS?
Men zocht en zocht tot men meende het gevonden te hebben.
Iemand had bij de plaatselijke voerboer gezien dat "de Lehmler" vele kilo"s druivensuiker in sloeg.
Dat was inderdaad voor de duiven en Wim maakte er geen geheim van dat hij "zo veel druivensuiker in de drinkbak deed dat een soeplepel rechtop bleef staan".
Wat gebeurde kan men raden. "Druivensuiker" dat was het.
Vanaf nu kon men met gelijke wapens strijden.
En de plaatselijke voerboer deed gouden zaken, de druivensuiker was niet meer aan te slepen. Maar lang zou dat niet duren.
Want wat veranderde er eigenlijk? Helemaal niets!
Lehmler bleef gewoon vele maten te groot voor de concurrentie.
NIETS MIS MEE
Overigens geen verkeerd woord over druivensuiker.
Je zal er bij oordeelkundig gebruik geen prijs minder om vliegen, misschien zelfs beter, maar het grote verschil wordt er niet mee gemaakt.
Dat maak met niets!
Wat is er in de loop der jaren immers al niet uitgeprobeerd?
Om de zoveel tijd kwamen makelaars in luchtkastelen met iets nieuws op de proppen dat ook om de zoveel tijd weer even snel verdween als het gekomen was.
Weet u nog van fondolie? Dat was het een aantal jaren geleden.
Je hoort er niet meer van.
Schapenvet, nog zo iets. Ook daar lees je veel minder over.
Nu hoor je over bietensap, de fles van Gust, Prange Suppe enzovoorts.
Het zal allemaal wel, maar ik zou zeggen, besteedt liever wat meer aandacht aan je hok. Daar is misschien iets te halen wat de vorm ten goede kan komen.
VERGELIJKEN
Als je het echt wil weten raad ik aan empirisch te werk te gaan, de proef op de som te nemen.
- Een deel van je duiven druivensuiker geven, de andere niet en dan vergelijken.
- Een deel van je duiven Prange Suppe geven, de andere niet en dan vergelijken.
- Een deel van je duiven schapenvet geven, de andere niet en dan vergelijken.
- Een deel bietensap geven en dan vergelijken.
EVENEENS
Dat vergelijken kan je ook doen met andere zaken waar je aan twijfelt.
- Een deel van je duiven de partner tonen, anderen niet.
- Een deel van je jongen bijlichten, anderen niet.
- Een deel van je "fondduiven" wekelijks spelen, de andere om de twee weken.
- Bij een deel van je duiven de ogen druppelen, bij andere niet.
- Het ene jaar je duiven enten tegen paratyfus, het andere niet.
En zo kan ik nog wel even door gaan.
Een uitmuntende manier om wijzer te worden.
Dat hele kleine beetje dat ik van duiven en duivensport ken heb ik geleerd door te vergelijken. Omdat "van horen zeggen" voor mij niet telt.
Ik moet het aan den lijve ondervonden hebben.
Trouwens, de meeste goede duivenliefhebbers zijn zoekers. Let er maar eens op.
|