Onaangewezen Nationaal Kampioen
met of zonder minimum deelgetal
Op de laatstgehouden NPO-ledenvergadering kwam van het bestuur een voorstel aan de orde omtrent de toekomstige Nationale Kampioenschappen. Kort samengevat komt het hierop neer: voortaan wordt er voor de hokkampioenschappen alleen een aangewezen en een onaangewezen kampioenschap vervlogen; het gecombineerde kampioenschap aangewezen en onaangewezen samen komt te vervallen. Het duifkampioenschap blijft bestaan. Voor het Aangewezen tellen 2 duiven van de bovenste 3 getekende duiven. Voor het Onaangewezen worden de punten van de prijsduiven opgeteld en gedeeld door het aantal duiven dat werd ingekorfd. Zo ontstaat een gemiddeld aantal punten per ingekorfde duif. Voor de kleine deelnemers wordt er een minimum deelgetal ingevoerd, d.w.z. een minimum aantal duiven waarmee in dit onaangewezen kampioenschap wordt gerekend. Voor de eendaagse fondvluchten en de marathonvluchten is dit minimum deelgetal 5; voor de overige categorieën een minimum deelgetal van 10. Met name aangaande de wijzigingen in de formule voor het onaangewezen kampioenschap had de vergadering nogal wat twijfels. Men vroeg zich af of er niet groepen liefhebbers buiten spel worden gezet? Ofwel, is het deelgetal wel eerlijk? ‘We moeten streven naar eerlijker spel. Laat dit dan een eerste stap zijn. Het zou best kunnen dat de ervaring leert dat het deelgetal een andere moet zijn, maar daarvoor moet het wel eerst geprobeerd worden.’
Dat kan allemaal wel waar zijn maar het was een klein kunstje geweest om in het voorstel wat duidelijker te schetsen wat er wordt bedoeld met ‘eerlijker spel’ en wat de gevolgen van zo’n minimum deelgetal zullen zijn voor de deelnemers. Met een systeem dat ‘eerlijker’ moet worden, zal men bedoelen dat het huidige systeem voordelig uitvalt voor met name de grotere liefhebbers. Iemand met 100 duiven mee heeft er doorgaans eerder 2 in de klok zitten dan iemand met 20 duiven mee. Dat snapt iedereen. Maar als men had verteld hoe groot die groep kleine deelnemers is die met dit minimum deelgetal te maken gaat krijgen, dan was de stemming bijna zeker anders uitgevallen. Want aan de onderkant is ongeveer een kwart van de deelnemers de pineut. Aan hun prestaties wordt dusdanig geknaagd dat zij worden uitgeschakeld voor een Onaangewezen Nationaal Kampioenschap. Als men dan ook nog bedenkt dat veel afdelingen, samenspelen en verenigingen deze formule zoals gebruikelijk letterlijk overnemen voor hun eigen spel, dan zullen er in de toekomst nergens nog kleinere liefhebbers op een podium staan voor een huldiging onaangewezen kampioen. Natuurlijk, als er keuzes worden gemaakt, zijn er altijd slachtoffers. Maar zulke grote groepen zoals zal blijken, dat is onaanvaardbaar!
Om dit verhaal ‘hard’ te maken moet er met cijfers een antwoord komen op de volgende vragen: met hoeveel duiven gaan liefhebbers doorgaans naar het inkorflokaal en welke rol speelt het aantal duiven bij een onaangewezen kampioenschap? We gebruiken hiervoor de afdelingsvluchten van afdeling Oost-Brabant van het afgelopen jaar; 99% van de duiven vliegt hier in dubbeling. De afdelingsrekenaar zorgt per omgaande voor de basisgegevens, weliswaar niet precies op maat maar met een standaardrekenprogramma zijn de gegevens in een vloek en een scheet naar wens geordend.
Voor een frequentie-verdelingen van het aantal duiven per deelnemer nemen we de totaal-verzamelstaat in de 3 categorieën: midfond, dagfond en marathon, telkens de eerste vlucht, tevens de vlucht met de meeste deelnemers. Gaandeweg het seizoen worden de deelnames kleiner als gevolg van verliezen en selektie. Het resultaat ziet u hieronder in een grafiek en een tabel.
Frequentie-verdeling aantal duiven per deelnemer* |
aantal duiven |
midfond |
dagfond |
marathon |
5 of minder |
6% |
28% |
51% |
6 - 10 |
23% |
34% |
31% |
11 - 15 |
24% |
17% |
12% |
16 - 20 |
16% |
10% |
3% |
21 - 30 |
18% |
6% |
2% |
31 - 40 |
7% |
2% |
0% |
meer dan 40 |
6% |
3% |
0% |
totaal |
100% |
100% |
100% |
aantal deelnemers |
879 |
597 |
397 |
% gedubbeld |
98% |
100% |
99% |
gemidd aantal duiven |
|
|
|
afd Oost-Brabant 1e vl |
18,7 |
11,4 |
6,8 |
landelijk totaal 2014 |
15,4 |
10,4 |
7,5 |
*eerste vlucht afdeling Oost-Brabant 2014 |
|
|
Deelnemers aan duivenvluchten zijn scheef verdeeld, dat wil zeggen veel kleine en weinig grote deelnemers. Bijvoorbeeld bij de marathon: 51% van de deelnemers speelt met 5 of minder duiven en slechts 18% speelt met meer dan 10 duiven. In het midden op de bult speelt 80% van de deelnemers in de midfond met 7 tot 33 duiven, in de dagfond met 4 tot 21 duiven en in de marathon met 2 tot 12 duiven terwijl het gemiddelde precies daartussen ligt. Men ziet dus dat in alle categorieën zelfs de onderkant van het grote midden te maken gaat krijgen met de voorgestelde minimum deelgetallen. Bijvoorbeeld in de marathon met het minimum deelgetal van 5: met 4 duiven mee moet zo’n deelnemer de punten scoren van 5 duiven, ofwel zijn gemiddelde score wordt bestraft met 20%; met 3 duiven mee moet zo iemand 40% inleveren. Bij de midfond waar het minimum deelgetal op 10 is geprikt, moet iemand met 9 duiven mee 10% van zijn score inleveren, met 8 duiven mee wordt zijn score met 20% verlaagd, enz. Het zal duidelijk zijn dat alle deelnemers die beneden dat minimum deelgetal spelen met grote handicaps te maken gaan krijgen; een hoge klassering voor een nationale onaangewezen kampioenschap kunnen zij wel vergeten. In het voorliggende voorstel krijgt op de midfond 22% van de deelnemers een straf van minstens -10% aan zijn broek; voor elke duif minder een extra straf van -10%. Voor de vitesse en jonge duiven naar schatting een trapje minder. Op de dagfond moet 19% van de deelnemers opboksen tegen een handicap van minstens -20% en hetzelfde voor elke duif minder. Het toppunt zit bij de marathon: hier wordt 40% van de deelnemers beboet met minstens 20% van zijn score. Het gaat hierbij niet over een paar liefhebbers maar over heel veel. Men mag zich afvragen of duivensport hiermee eerlijker wordt gemaakt.
In de tabel hieronder staat hoe groot de invloed van het minimum deelgetal is op de grootte van de groep gedupeerde deelnemers. Bijvoorbeeld: kiest men voor de midfond een deelgetal van 7 dan gaat 9% van deelnemers hiervan de dupe worden, kiest men voor de marathon een deelgetal van 3 dan gaat 17% van deelnemers hiervan de klos worden! Het is niet duidelijk hoe men tot deze minimum deelgetallen is gekomen. Er hebben beslist teveel grote liefhebbers meegepraat, immers ook zij weten hoe hun kansen liggen. Met het eigenbelang dat niemand vreemd is, weet je dan hoe een muntje gaat rollen. Hoe anders haal je het in je hoofd om zoveel deelnemers reglementair buiten de deur te zetten?
% Gedupeerde deelnemers |
|
minimum deelgetal |
midfond |
dagfond |
marathon |
als deelgetal = 10 |
22% |
|
|
9 |
18% |
|
|
8 |
13% |
43% |
|
7 |
9% |
39% |
|
6 |
6% |
28% |
51% |
als deelgetal = 5 |
4% |
19% |
40% |
4 |
2% |
10% |
27% |
3 |
1% |
5% |
17% |
2 |
0% |
1% |
5% |
1 |
0% |
0% |
0% |
De volgende keer over een onaangewezen kampioenschap met en zonder minimum deelgetal.
A. Coolen
|