Duivensites.nl | |
Selectie binnen de duivensport (2/2) Drs. J. Hooimeijer 29-6-2011 |
|
Selekteren is binnen de duivensport een onderschat fenomeen. Er wordt in het algemeen nog altijd uitgegaan van toeval en geluk. Het is een gegeven dat in andere sektoren van het houden van dieren, selekteren de basis is van de resultaten. Dit geldt voor melkkoeien, legkippen, slachtkippen, hondenrassen enz. enz. Selekteren is bewust toewerken naar een gewenst resultaat. Het selekteren van duiven is voor de toekomst de meest belangrijke procedure binnen de liefhebberij. De achtergrpond van selekteren is dat zowel gewenste als ongewenste eigenschappen erfelijk bepaald zijn. Gewenste eigenschappen van postduiven zijn:
Goede “vliegduiven” zijn theoretisch veelal kruisingen/bastaarden , nakomelingen van twee meer “zuivere” lijnen. De ouders van een goede vliegduif zijn waardevoller dan de duif zelf!? Zie ook slachtkuikens en legkippen. “Kweekduiven” hebben als belangrijke eigenschap dat de goede erfelijke eigenschappen worden overgedragen aan de nakomelingen. De waarde van een kweekduif wordt bepaald door de eigenschappen van de nakomelingen! Omdat er tal van aspekten een rol spelen bij de selektie is het een gecompliceerde problematiek. Selekteren is veel moeilijker in een duivenbestand met een grote (erfelijke) variatie van duiven met verschillende achtergronden. Het kweken van verschillende rondes maakt het problematisch omdat ook dat reden is van onvoldoende uniformiteit binnen het bestand. Het houden van verschillende leeftijdsgroepen heeft ook een ongunstig effekt op het voorkomen van ziekteproblemen (meerleeftijdsbedrijven in de pluimveehouderij). Bij goede duivenbestanden is de uniformiteit zchtbaar. Er zijn verschillende “momenten” van selekteren;
In het voorjaar gaat het vooral om het selekteren van de jonge duiven. Hierbij is de belangrijkste vraag of een duif in eerste instantie een kans moet krijgen om zijn kwaliteiten in de mand te laten zien. Essentieel hierbij is dat duiven die zich via de mand moeten bewijzen ook een reëele kans op het hok moeten krijgen om reserves en vorm op te bouwen. Hierbij gaat het niet eens zo zeer om gezondheid, al is het vanzelfsprekend dat een goede gezondheid een primaire voorwaarde is om 'vorm' te kunnen opbouwen. Belangrijke voorwaarde is de situatie op het hok waarbij aan het hokklimaat bepaalde eisen moeten worden gesteld. Droog, warm en tochtvrij zijn de bekende begrippen die in de praktijk echter in het algemeen niet serieus worden genomen. Belangrijk hierbij is een goed en variabel ventilatiesysteem waarmee klimaatschommelingen kunnen worden opgevangen. Luchtwegproblemen zijn vaak een onderdeel van een verkeerde klimaatbeheersing (zie pluimveebedrijven, varkensbedrijven enz.). Het aantal duiven zoals op het hok wordt gehouden is een zeer belangrijke faktor. Het aantal duiven op het hok wordt bepaald door het gegeven dat duiven in feite “asociale dieren” zijn. Duiven gaan zich op het hok een eigen plek bevechten en de beschikbare ruimte is bij overbevolking te klein om alle duiven een plaats te kunnen garanderen. Overbevolking veroorzaakt onrust en stress. (zie de normen voor aantal kippen per vierkante meter). Stress heeft allerlei ongunstige komplicaties. Een van de komplicaties is de verminderde weerstand voor infekties. Duiven bepalen zelf hoeveel duiven er uiteindelijk op het hok een kans maken. Het misverstand dat het aantal duiven op het hok voor een belangrijk deel wordt bepaald door de mate van ventileren is zeer hardnekkig binnen de duivensport. De opmerking, “’maar het raam staat altijd open” is niet onbekend. Als basisrichtlijn geldt dat op een hok maximaal 2 jonge duiven per kubieke meter kunnen worden gehouden. Deze norm ligt scherper in de warme periode dan in de koudere, vochtige voorjaarsperiode. De leeftijd van de jonge duiven bepaald in belangrijke mate het aantal duiven per kubieke meter. Vanaf de leeftijd van 7-8 weken gaat de pikorde zichtbaar worden en gaan duiven andere eisen stellen aan de beschikbare ruimte. Overbevolking heeft duidelijke voordelen als de jonge duiven gespeend worden. Voor doffers kan worden aangehouden; 8 doffers per 9 kubieke meter. In het voorjaar zien we het effekt van het hokklimaat op de konditie/vorm van de duiven. Overbevolking geeft in de warme periode ook extra zwevend stof. Zwevend stof is uitermate ongunstig voor de voorste luchtwegen. De consequentie is dat het verstandig is om (veel) meer jonge duiven te kweken dan nodig is voor het vliegseizoen. Bij voorkeur van dezelfde ronde. Er wordt dan vervolgens teruggeselekteerd tot het juiste aantal duiven, geschikt voor het betreffende hok. Het opkomen in de schaal moet kritisch worden gevolgd waarbij er voortdurend onderling kan worden vergeleken tussen de verschillende jongen. De ontwikkeling gaat binnen enkele weken dermate snel dat er talloze verschilen te onderkennen zijn binnen een groep jonge duiven. Op het moment van ringen zijn al verschillen zichtbaar. Bij gespeende jongen speelt de ontwikkeling van de bevedering ook een belangrijk rol om een individuele duif te kunnen onderscheiden van andere , hetzij positief, hetzij negatief. Bij het loslaten van de jonge duiven zijn verschillen binnen een groep altijd waar te nemen. Welke duif blijft het langste in het hok of op het dak ? Welke duif zondert zich af om los van de koppel een rondje te maken enz. enz. Een basisprincipe is om ruim voldoende jonge duiven te kweken om vervolgens door een consequente selektie met een iets groter aantal duiven aan het vliegseizoen te beginnen dan volgens de basisrichtlijn op het hok past. Een basis advies vanuit de Kliniek voor Vogels is al vele jaren om minimaal 25-30% van de jonge duiven te verwijderen de eerste 10 weken. Dit percentage staat los van het uiteindelijke aantal duiven op het hok. Vanwege de verliezen van jonge duiven zie ik in de praktijk dat liefhebbers meer kweken, meer rondes en minder selekteren. De opzet is om er meer over te houden. Behalve de selektie waarbij er jonge duiven worden geeuthanaseerd is er de wekelijkse selektie tijdens het vliegseizoen. Het basisadvies vanuit de kliniek voor Vogels is om maximaal 40-50% van de beschikbare vliegduiven per vlucht in te korven. De reden is dat het wekelijks inkorven van duiven een onevenredige aanslag is op de lichamelijke konditie. Het lijkt er in de praktijk op dat het inkorven van duiven simpel is. Het lijkt in de praktijk niet uit te maken of de liefhebber of de buurman inkorft omdat alle duiven domweg mee “moeten”. Het blijkt veelal pas als de uitslag van de vlucht op papier staat. Op deze manier wordt er onzorgvuldig omgesprongen met de belangen van de individuele duiven. Van belang is het toepassen van:
In kombinatie met gezond verstand zijn er goede toekomstsperspektieven voor een gezonde duivensport. De bepalende faktoren binnen de duivensport zijn en blijven:
Het ontbreken van onafhankelijke en strukturele adviezen en voorlichting aan de liefhebbers moet als een ernstige tekortkoming worden gezien van degene die verantwoordelijk zijn voor het behartigen van de belangen van de duivensport. Het ontbreken van een onafhankelijk informatie-bulletin voor de postduivenliefhebbers is daar een typisch voorbeeld van. De toename van problemen binnen de duivensport en de verliezen tijdens het vliegseizoen dienen in dit licht te worden bezien. |
|
Zonder nadrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van Duivensites.nl is het niet toegestaan materiaal van Duivensites.nl te publiceren, kopieren of reproduceren voor gebruik op uw website of die van iemand anders. | |